Werkloosheid blijft zeer laag
De arbeidsmarkt is kort na de coronarecessie alweer zeer krap geworden. Nadat de werkloosheid in de loop van 2020 snel steeg naar 4,6% van de beroepsbevolking, komt het gemiddelde in 2021 op 3,3%. Vanaf volgend jaar loopt de werkloosheid iets op, maar blijft laag (3,4% in 2022 en 3,5% in 2023). Een deel van de bedrijven kampt echter nog met een aanzienlijk omzetverlies door de contactbeperkende maatregelen; in andere sectoren leidt het economische herstel juist tot oplopende personeelstekorten en ontstaat meer ruimte voor hogere loonafspraken. Gemiddeld komt de contractloongroei bij bedrijven in 2021 naar verwachting uit op 2,0%. In de raming loopt deze loongroei langzaam op naar 2,4% in 2022 en 2,6% in 2023.
Hogere inflatie
De inflatie is in de loop van het jaar scherp opgelopen en komt in 2021 gemiddeld op 2,7%. Dit komt vooral door de onverwacht snelle stijging van energieprijzen. De komende jaren blijft de inflatie hoog, met gemiddeld 3,0% in 2022 en 2,9% in 2023. Door overheidsmaatregelen (de verlaging van energiebelasting en collegegeld) wordt de geraamde inflatie in 2022 neerwaarts en in 2023 juist opwaarts beïnvloed. De inflatie wordt verder gedreven door de aanhoudend krappe arbeidsmarkt, die via hogere lonen leidt tot oplopende arbeidskosten per eenheid product. De mate van doorwerking tussen lonen en prijzen is vooralsnog zodanig dat van een ongewenste loon-prijsspiraal geen sprake is.
Aan de raming gerelateerde beleidsaanbevelingen
- Het verloop van de pandemie blijft onzeker, zoals nu weer is gebleken. Veel bedrijven en instellingen zijn weer hard geraakt door de gevolgen van nieuwe contactbeperkende maatregelen. Het is ook niet uitgesloten dat besmettingsgolven in de toekomst regelmatig blijven terugkeren. Dat betekent dat we moeten leren leven met corona. Dit vereist nadere reflectie over de inrichting van de economie en de samenleving, zodat omvangrijke steunmaatregelen van de overheid niet langer noodzakelijk en vanzelfsprekend zijn. Deze leggen immers een groot beslag op de overheidsfinanciën en verstoren op den duur een gezonde economische dynamiek. Voor zover steunmaatregelen nodig blijven, dienen deze zich te richten op de sectoren die geen handelingsperspectief hebben en hard geraakt worden door de contactbeperkende maatregelen.
- Aan een lange periode van lage inflatie is abrupt een einde gekomen. Om de kans op een sterke loon-prijsspiraal te beperken moet ervoor worden gewaakt dat inflatieverwachtingen verankerd blijven rond de doelstelling van de ECB van 2% inflatie op middellange termijn. Tegen deze achtergrond is automatische prijscompensatie om de koopkracht te compenseren voor de huidige, uitzonderlijk hoge en voornamelijk energiegedreven inflatie niet wenselijk, omdat dit de inflatie verder zou aanwakkeren.
- Het oplossen van de steeds knellender schaarste aan geschikt personeel vraagt om een breed pakket aan maatregelen voor de aanbod- en vraagzijde van de arbeidsmarkt, gericht op het stimuleren van de arbeidsparticipatie en -mobiliteit. Het is van belang dat het nieuwe kabinet en de sociale partners het vraagstuk van arbeidsmarktkrapte snel adresseren; ook ligt hier een rol voor de Sociaal-Economische Raad en de Stichting van de Arbeid.
Alternatieve scenario’s rond de raming
De economische vooruitzichten zijn onzekerder dan gebruikelijk. In een alternatief scenario rond de raming ontwikkelt de pandemie zich zodanig dat substantiële contactbeperkende maatregelen worden aangescherpt en tot eind 2022 nodig blijven, waarna geleidelijke afbouw plaatsvindt. Dit zou de bbp-groei volgend jaar met ruim 2 procentpunt kunnen verlagen tot 1,4%. In een tweede scenario zijn de grondstoffenprijzen op de wereldmarkt langdurig verhoogd, met aanhoudende aanbodverstoringen en een sterkere loon-prijsspiraal. De Nederlandse inflatie loopt in dat scenario op naar circa 4% in 2022 en 2023, met een bbp-groei in die jaren die gemiddeld 1 procentpunt per jaar lager is dan in de basisraming.
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Bouke Bergsma (020-5243797, 06-53 25 84 00).