Een grote meerderheid van de Nederlanders (73%) denkt dat het terugdringen van de inflatie een taak van de nationale politiek is. Dit blijkt uit een recente peiling die we deden naar hoe mensen kijken naar het werk van centrale banken. Daarnaast denkt 38% dat inflatiebestrijding in ons land de taak van De Nederlandsche Bank (DNB) is, en 53% ziet het als verantwoordelijkheid van de Europese Centrale Bank (ECB). Hoe zit het echt?
Die 53% heeft gelijk. Het is de ECB die verantwoordelijk is voor de inflatiebestrijding in de eurozone, waar Nederland deel van uitmaakt. Deze taak ligt heel bewust bij de centrale bank en niet bij de overheid. DNB speelt hier overigens wel een rol in, daarover later meer.
Waarom is dit zo geregeld?
Eerst maar eens de vraag waarom er een onafhankelijke centrale bank moet zijn. Elke samenleving heeft veel baat bij een betrouwbare, stabiele munt die zijn waarde houdt. We moeten er allemaal van op aankunnen dat we met de euro’s in onze portemonnee of op de bankrekening ook morgen nog boodschappen kunnen doen en ook over vijf jaar. Om hier goed op te kunnen sturen, is het belangrijk dat de partij die deze taak heeft, zelfstandig beslissingen kan nemen. Zonder dat politieke overwegingen, zoals een aankomende verkiezing, een rol spelen.
Nadruk op onafhankelijkheid
Het beheersen van inflatie is werk van de lange adem. En het zou niet goed zijn als monetair beleid zich niet primair zou richten op inflatiebestrijding, maar een ander, meer politiek doel dient. Daarom is ervoor gekozen om centrale banken de bevoegdheid te geven deze taak onafhankelijk uit te voeren. Met als doel uiteindelijk een goed functionerende economie. Er is zelfs wettelijk vastgelegd dat de ECB of nationale centrale banken zoals DNB geen instructies mogen vragen of krijgen van regeringen van lidstaten, EU-organen of wie dan ook. Die politieke onafhankelijkheid zorgt ervoor dat de centrale bank zich kan focussen op haar opdracht: prijsstabiliteit.
Hoe doen centrale banken dat?
We leren het op school: inflatie is een kwestie van vraag en aanbod. Als de vraag toeneemt, omdat meer mensen hetzelfde product willen hebben, dan stijgt de prijs. En ook als het aanbod lager is, omdat er minder producten zijn, gaan de prijzen omhoog. Om van de huidige hoge inflatie af te komen, moeten we dus naar de vraagkant én de aanbodkant van onze economie kijken.
De aanbodproblemen van deze tijd die leidden tot de hoge energie- en grondstofprijzen, kan niemand helaas een-twee-drie verhelpen. Wat centrale banken wel kunnen doen, is de hoge vraag enigszins bijsturen, want als die omlaaggaat, helpt dat de inflatie te drukken. Een manier om dat te doen is de rente te verhogen om zo de vraag naar producten in te dammen.
Hoe gaat dat in zijn werk?
De rente is het belangrijkste instrument van centrale banken, dit noemen we ook wel de beleidsrente. Met het vaststellen van de hoogte van deze rente bepaalt de ECB hoe duur het is om geld te lenen voor commerciële banken. De beleidsrente van de ECB werkt door in de leen- en spaarrentes die banken rekenen voor bijvoorbeeld consumenten en bedrijven. Bij een hogere rente is geld lenen duurder en hebben consumenten en bedrijven minder te besteden.
Zo drukt de hoge rente uiteindelijk de economische vraag en de prijzen. Dit wordt ook wel afkoeling van de economie genoemd. Het duurt altijd wel even voordat het aanpassen van de rente effect heeft op de prijzen. De eerste effecten van de normalisatie van het ECB-beleid, die in december 2021 is begonnen, worden daardoor nu pas zichtbaar.
Wat is de rol van DNB hierbij?
Het is de raad van bestuur van de ECB die de hoogte van de beleidsrente bepaalt. In die raad zitten de directie van de ECB en de presidenten van de centrale banken van de twintig eurolanden. Dus ook Klaas Knot als president van De Nederlandsche Bank. De raad vergadert iedere zes weken over het monetaire beleid voor de eurozone en wij hebben daar dus een stem in.
En wat doet de overheid?
De overheid bemoeit zich niet met het monetaire beleid. Maar het is niet heel gek dat veel mensen dat wel denken. Want hoge inflatie heeft veel impact op de koopkracht van ons allemaal. En hoe we in ons land daarmee omgaan is aan de politiek. De overheid kan bijvoorbeeld koopkrachtverlies compenseren door gerichte steun te geven aan burgers en bedrijven die de hoge energierekeningen niet kunnen betalen.
Daarbij raakt het beleid van de overheid soms wel het beleid van de centrale bank. Financiële compensatie van de overheid zorgt er namelijk voor dat mensen meer te besteden hebben. En als er daardoor meer vraag is naar producten, dan leidt dat tot stijgende prijzen. En daar komen wij als centrale bank weer om de hoek kijken. Want wij proberen door een hogere rente de vraag juist af te remmen. Het helpt niet als het beleid van de overheid de vraag daarna weer doet groeien. Om resultaten te bereiken wil je voorkomen dat maatregelen van overheid en centrale banken tegen elkaar in werken. Dus dat monitoren we intensief en als we op dit vlak risico's zien, brengen we vanuit DNB economisch advies uit aan de overheid.
Zijn er nog anderen die een rol spelen in dit geheel?
Als mensen massaal koopkrachtverlies hebben doordat de prijzen stijgen, kijken ze ook naar manieren om hun inkomen te verhogen. Hogere lonen zijn immers het meest directe antwoord op koopkrachtverlies. Werkgevers hebben hier dus een belangrijke rol. Maar als werkgevers te scheutig zijn met stevige loonsverhogingen, moeten ze die hogere lonen weer doorberekenen in de prijzen van hun producten en diensten. Waarna werkenden nog hogere lonen vragen om hun koopkracht te behouden. Dit fenomeen heet ‘loon-prijsspiraal’. Het ontstaan kan worden voorkomen met een beheerste loongroei. Op dit moment zien we overigens geen loon-prijsspiraal.