Huishoudens geven aan het meeste van het geld te willen uitgeven aan duurzame consumptiegoederen (36%), zoals kleding, elektronische apparaten en auto’s. Over het algemeen zijn dit goederen die voornamelijk uit het buitenland worden ingevoerd en dus niet bijdragen aan de economische activiteit in Nederland. Dat geldt nog sterker voor vakanties, waar huishoudens een kwart van de extra besparingen aan willen uitgeven. Daarna volgen uitgaven aan horeca (14%), overig (14%) en cultuur & recreatie (11%).
Huishoudens willen de besparingen vooral aanhouden op een rekening
Op basis van de enquêteresultaten kan verwacht worden dat circa de helft van de coronabesparingen op een bankrekening blijft staan. Daarna volgen investeringen in woningen (18%). Hieronder valt zowel het verbouwen van een woning als het aanschaffen van een nieuwe woning. In het geval van verbouw leidt dit tot hogere huishoudbestedingen. Het resterende deel van de coronabesparingen willen huishoudens gebruiken voor het aflossen van schulden (7%), beleggen in financiële producten (7%) en schenkingen (3%).
Vooral gedwongen extra besparingen
Een eerdere DNB-analyse (zie P. 21) liet al zien dat het overgrote deel van de extra besparingen onvrijwillig was. De gestegen besparingen zijn vooral het gevolg van de daling van de consumptieve bestedingen van huishoudens tijdens corona. Door de steunpakketten van de overheid bleef het inkomensverlies voor huishoudens beperkt, terwijl er door de contactbeperkende maatregelen veel minder mogelijkheden waren om te consumeren. Daarnaast spaarden huishoudens uit voorzorg vanwege de toegenomen economische onzekerheid, bijvoorbeeld door een groter risico om werkloos te worden.
Coronabesparingen met name bij hogere inkomens
Uit de DNB-enquête blijkt dat de coronabesparingen geconcentreerd zijn bij een beperkte groep. Van alle huishoudens geeft 38% aan meer te hebben gespaard in het afgelopen jaar dan in 2019. Echter, het percentage huishoudens dat extra heeft gespaard is bijna twee keer zo hoog bij huishoudens met een netto inkomen boven EUR 2600 per maand (46%) als bij huishoudens met een lager inkomen (24%). Dit hangt waarschijnlijk samen met het gegeven dat hogere inkomens voor de pandemie een groter deel van hun inkomen besteedden aan diensten, zoals horeca, die tijdelijk niet beschikbaar waren door de contactbeperkende maatregelen. Daarnaast hebben huishoudens in loondienst beduidend vaker extra gespaard dan zelfstandigen (47% tegenover 21%). De laatste groep is gemiddeld harder geraakt door de economische gevolgen van de pandemie.
Verder volgt uit de enquête dat een op de zeven huishoudens minder heeft gespaard dan in 2019. Dit geldt vooral voor huishoudens die werkzaam zijn in een door de crisis hard geraakt sector (horeca, vervoer en cultuur & recreatie). In deze groep spaarde een op de vier minder dan in 2019.
Implicaties voor de economische groei
De enquêteresultaten zijn in lijn met de laatste raming van DNB voor de Nederlandse economie (juni-EOV). Zo veronderstelt de juni-EOV een beperkte mate van inhaalconsumptie bij huishoudens met extra besparingen. Desalniettemin voorziet de raming een sterk herstel van de particuliere consumptie in 2021, ervan uitgaande dat de contactbeperkende maatregelen geleidelijk worden opgeheven en huishoudens hun consumptiepatroon van voor de pandemie hervatten.