Toelichting: De figuur toont een historische uitsplitsing van de jaarlijkse groei van de uitstaande leningen van Nederlandse banken aan Nederlandse niet-financiële ondernemingen in de loop van de tijd: in elk kwartaal is de waargenomen variabele (de zwarte lijn) gelijk aan de som van vier verschillende schokken, die elk zijn aangegeven met verschillend gekleurde balken. Het startpunt refereert naar het onverklaarde deel van de groei in de eerste jaren van de tijdreeks – volledige decompositie van de data in schokken is hier namelijk niet mogelijk. Binnenlandse schokken refereren naar schokken die alleen de Nederlandse economie raken.
Effect vraagschokken sterker in Nederland, deels vanwege aflossingen
Daarnaast is de reactie van de bancaire kredietverlening aan bedrijven op een algemene vraagschok sterker en veel hardnekkiger in Nederland dan in de rest van het eurogebied. Dit impliceert dat de bancaire kredietverlening aan bedrijven in Nederland na een wereldwijde crisis sterker afneemt dan elders in het eurogebied en dat het ook langer duurt voordat deze zich herstelt. De veranderingen in uitstaande leningen zijn echter gebaseerd op nettostromen, en de onderliggende dynamiek in nieuwe leningen en aflossingen is hierin niet zichtbaar. Om deze dynamiek inzichtelijk te maken, kan de groei van uitstaande leningen uitgesplitst worden in nieuwe leningen en aflossingen. Aangezien er geen gegevens over aflossingen beschikbaar zijn, is een schatting gemaakt. De dynamiek van nieuwe leningen in Nederland is vergelijkbaar met die in het eurogebied, maar aflossingen herstellen zich sneller na een negatieve vraagschok. Dit heeft een relatief sterk drukkend effect op de groei van de uitstaande leningen. Aangezien de gegevens over nieuwe leningen en aflossingen betrekking hebben op leningen van Nederlandse banken aan bedrijven in het hele eurogebied, kan het aflossingsgedrag van de Nederlandse bedrijven niet rechtstreeks worden vastgesteld. Omdat het leeuwendeel van de kredietverlening door Nederlandse banken echter naar Nederlandse bedrijven gaat, zijn er sterke aanwijzingen dat omvangrijke aflossingen een van de mogelijke verklaringen is voor het verschil in bancaire kredietverlening in het eurogebied en Nederland.
Substantiële aflossingen kunnen een teken zijn dat bedrijven hun schulden willen afbouwen of dat zij investeringen steeds minder met bankleningen financieren. In 2015 was de schuldquote van het Nederlandse bedrijfsleven een van de hoogste in het eurogebied. Sindsdien zijn zowel de schuld in verhouding tot de bezittingen en de schuld in verhouding tot het bbp van het Nederlandse bedrijfsleven gedaald. Mogelijk speelden voldoende liquiditeit van het bedrijfsleven en een toename van niet-bancaire financiering een rol bij de aflossing van bankleningen. Uit ECB-gegevens blijkt dat het aandeel interne financiering in de totale financiering relatief groot is bij Nederlandse bedrijven, en dat er in het afgelopen decennium iets meer aandelen en obligaties zijn uitgegeven dan in de rest van het eurogebied.
De bevindingen kunnen anders zijn voor kleine ondernemingen
Deze bevindingen zijn gebaseerd op kredietverlening aan alle niet-financiële ondernemingen. Het resultaat dat de kredietgroei bijzonder laag was als gevolg van een zwakke vraag, geldt daarom niet noodzakelijkerwijs voor kleinere ondernemingen (de mkb-sector). Voor het mkb zouden knelpunten aan de aanbodzijde eveneens een belangrijke rol kunnen spelen. Wegens gegevensbeperkingen kan de analyse niet worden uitgesplitst naar mkb-bedrijven en grote ondernemingen. Niettemin blijft de kredietverlening aan mkb-bedrijven in Nederland een punt van zorg voor beleidsmakers. Zo betalen Nederlandse mkb-bedrijven een relatief hoge rente op hun leningen in vergelijking met bedrijven in het eurogebied en grotere Nederlandse bedrijven. Bovendien melden Nederlandse mkb-bedrijven vaker dan vergelijkbare bedrijven in het eurogebied dat hun aanvraag voor een banklening is afgewezen. De oprichting van een zakelijk kredietregister zou de kredietverlening aan het mkb kunnen verbeteren.