De hoofdreden om niet voltijd te werken is de zorg voor (klein)kinderen (voor 21% het belangrijkst; onder ouders 38%), gevolgd door het hebben van meer vrije tijd (14%) of vanwege de gezondheid (13%). Meer vrije tijd en tijd voor het huishouden worden ook vaak als overweging genoemd, vooral door werkenden zonder kinderen. 11% van de respondenten geeft aan niet voltijd te werken omdat het financieel te weinig oplevert. Een groter deel (22%) noemt als reden voor het werken in deeltijd dat ze geen hoger inkomen nodig hebben. Ook blijkt dat 10% van de deeltijdwerkers in hun huidige baan niet voltijd kan werken en 9% geeft aan dat ze hun huidige baan daar niet aantrekkelijk genoeg voor vinden.
Voltijdwerkenden (niet in de figuur) geven daarvoor als belangrijkste reden dat zij het hogere inkomen nodig hebben (31%), dat zij plezier uit hun werk halen (18%) of dat ze een voltijdbaan normaal vinden (18%). De groep die aangeeft het hogere inkomen nodig te hebben is voor de helft jonger dan 35 jaar en werkt vaak in handel, vervoer of horeca. De motieven om deeltijd of voltijd te werken zijn dus divers en hangen van meer af dan het inkomen alleen, wat aansluit bij eerdere bevindingen van het SCP en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
1 op de 10 deeltijdwerkers zou meer uren werken als ze gevraagd worden
Door de vergrijzing zal het aantal beschikbare werknemers naar verwachting blijven afnemen. Dit vergroot de noodzaak voor werkgevers om een breed instrumentarium in te zetten om werknemers aan te trekken en het aantal gewerkte uren te vergroten. De enquêteresultaten illustreren dat hierbij een belangrijke rol is weggelegd voor werkgevers. Zoals hierboven genoemd speelt de beloning een rol en ook de inhoud en kwaliteit van het werk kan deeltijdwerkenden overhalen om meer uren te werken. Ook een betere aansluiting van werkuren op de privésituatie wordt genoemd door 16% van de respondenten (Figuur 2). Laaghangend fruit lijkt er ook te zijn, 11% geeft namelijk aan meer uren werken te overwegen als ze daar door hun werkgever om gevraagd zouden worden.
De overheid kan ook bijdragen, ook als werkgever
De overheid kan ook een rol spelen. Uit de enquête blijkt dat kinderopvang voor ouders een belemmering kan zijn om meer uren te werken. Het is vanuit dat perspectief dan ook goed dat het kabinet kijkt naar manieren waarop het voor ouders makkelijker wordt om arbeid en zorg te combineren. Naast deze stelselverantwoordelijkheid heeft de overheid in haar rol als werkgever zelf ook te kampen met arbeidsmarktkrapte, zoals in (semi)publieke sectoren als de zorg en het onderwijs. De overheid kan daarom het goede voorbeeld geven bij het inspelen op factoren in Figuur 2, zoals het uitdagender en aantrekkelijker maken van werkzaamheden of het verbeteren van de balans tussen werk en privé. Een recent advies van de Sociaal-Economische Raad doet hier aanbevelingen voor, zoals het beperken van overbodige administratieve druk, en wijst net als de resultaten van de DNB-enquête op de brede aanpak die voor het oplossen van de arbeidsmarktkrapte nodig zal zijn.