De directe baten worden gedreven door de verminderde rompslomp voor de beperkte groep overstappende betaalrekeninghouders: de in geld uitgedrukte tijdswinst. De verwachte efficiëntiewinst (indirecte baat) is gering. Het Nederlandse betalingsverkeer is namelijk al relatief efficiënt. Alle partijen in de betaalketen – inclusief 13 miljoen consumenten en 1,2 miljoen MKB-bedrijven – moeten eenmalig een substantiële inspanning plegen om de alias te verwerken in al hun administraties en systemen. Deze incidentele kosten worden gedreven door de kosten van systeemaanpassingen die banken, incassanten en grote zakelijke gebruikers moeten maken. Deze kosten zijn relatief hoog. Er zijn ook terugkerende kosten (structurele kosten), onder andere doordat betaalsystemen in complexiteit toenemen.
Niet de juiste weg
Ook kleven er andere nadelen aan het enkel in Nederland en niet binnen heel de Single European Payments Area (SEPA) invoeren van aliasgebruik. De wet moet op punten worden aangepast, buitenlandse toetreders moeten extra kosten maken om actief te worden op de Nederlandse markt voor betaalrekeningen, en het leidt tot een duaal systeem voor binnenlandse en buitenlandse overschrijvingen en incasso’s. Dit sluit niet aan bij het streven naar één Europese betaalmarkt, maakt het girale betalingsverkeer complexer en kan leiden tot verwarring onder betaalrekeninghouders.
Op basis hiervan concludeert DNB dat invoering van een enkel in Nederland wettelijk afgedwongen aliassysteem geen goede weg is. Het is wel goed verder te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van invoering van een alias op Europees niveau. Zo’n systeem zou niet beperkt hoeven te blijven tot het betalingsverkeer, wat de baten ervan zou vergroten. Ook kan de al door banken aangeboden Overstapservice nog veel intensiever worden gebruikt, vooral door consumenten, en verder verbeterd worden, zodat de rompslomp van het overstappen afneemt.