Steven Maijoor
Bedankt voor de uitnodiging om hier te spreken over de risico’s in de financiële sector. Zoals gezegd ga ik verder met een toelichting over het toezicht op Nederlandse banken. Ook kunnen we uit de recente onrust een aantal lessen trekken voor prudentieel beleid.
Sinds de financiële crisis van 2008 zijn er grote hervormingen geweest in de financiële regelgeving en in het toezicht. Het voornaamste verschil met toen is dat banken tegenwoordig veel hogere buffers aan moeten houden, zowel op het gebied van kapitaal als liquiditeit. Verschillende maatstaven vullen elkaar daarbij aan. Naast de risico gewogen kapitaalvereisten is er een limiet op de hefboom van een bank (of leverage ratio); er zijn limieten op grote blootstellingen aan één partij en er zijn twee vereisten voor liquiditeit bijgekomen. Deze maatstaven hebben de bankensector stabieler en weerbaarder gemaakt en geven de toezichthouder en marktpartijen een beter zicht op hoe banken ervoor staan.
Ook het toezicht is veranderd. Het toezicht op Europese banken is in de afgelopen 15 jaar geharmoniseerd en gestandaardiseerd. Significante Nederlandse banken vallen direct onder het toezicht van de ECB. Toezichthouders hebben de mogelijkheid om aanvullende kapitaaleisen of andere verplichtingen op te leggen voor risico’s die niet voldoende worden afgedekt door de minimumvereisten. Er worden regelmatig stress testen uitgevoerd om de weerbaarheid van banken in kaart te brengen en maatregelen te nemen.
Dit roept de vraag op hoe banken in de Verenigde Staten en in Zwitserland recent in de problemen zijn gekomen. Ik wil benadrukken dat deze gevallen voor een groot deel op zichzelf staan. Mismanagement van risico’s en slecht bestuur speelden hierbij een grote rol. Deze recente casussen onderstrepen het belang van de hervormingen en goed toezicht. In de VS zijn deze strengere, internationaal bepaalde regels alleen van toepassing op de allergrootste banken, en niet van toepassing op andere banken - die overigens nog steeds groot zijn naar Europese maatstaven. Wat ook opvalt zijn de specifieke karakteristieken van de banken die in de problemen zijn gekomen. Bij SVB was er sprake van een hele snelle groei, een grote afhankelijkheid van ongedekte deposito’s en marktfinanciering en – vooral - een mismanagement van renterisico. Credit Suisse zat al langere tijd in zwaar weer door lage winstgevendheid en betrokkenheid bij verschillende schandalen.
Deze specifieke karakteristieken gelden niet voor Nederlandse banken. Nederlandse banken zijn goed gekapitaliseerd, hebben voldoende liquiditeit en zijn winstgevend. De regels waaraan kleinere NL-banken moeten voldoen zijn daarnaast vergelijkbaar met die van grotere banken. Ik weet natuurlijk niet wat ik niet weet, maar de oorzaken die ten grondslag liggen aan de problemen bij Credit Suisse en de regionale banken in de VS doen zich in Nederland niet voor. Het is van belang om te evalueren of de recente gebeurtenissen aanleiding zijn om de internationale Bazelse afspraken op bepaalde gebieden aan te passen. In samenwerking met Europese en internationale toezichthouders evalueert DNB komende tijd grondig in welke mate de gemaakte afspraken aanpassing behoeven.
De belangrijkste les van de recente onrust is dat we niet mogen verslappen in de regelgeving en het toezicht op banken, doordat herinneringen aan de financiële crisis van 2008 langzaam vervagen. Als toezichthouders doen de ECB en DNB dit door streng doorlopend toezicht, het actief monitoren van risico’s, stresstesten en het opleggen van maatregelen. Ook de wetgever heeft hierin een belangrijke rol. De huidige situatie benadrukt het belang van stevige regels voor een weerbare bankensector. Ik herhaal daarom onze oproep aan Brussel om de mondiale afspraken over de versterking van de kapitaalpositie van banken, zoals die zijn vervat in het zogeheten Bazel 3 akkoord, zo tijdig en volledig mogelijk in Europa te implementeren.
CET1 ratio van grootbanken - per land, 2022Q4