Het gezamenlijke aandeel directe en indirecte participaties in buitenlandse beleggingsinstellingen door pensioenfondsen is tussen begin 2020 en het eind van het tweede kwartaal van 2023 toegenomen van 11% naar 15%. Deze toename is opvallend gezien de afname van het aandeel participaties in Nederlandse beleggingsinstellingen. Een deel van de verklaring zijn de prijsontwikkelingen in de periode van medio 2020 tot medio 2023: de koersen van buitenlandse beleggingsinstellingen stegen harder dan van andere beleggingen. De participaties in buitenlandse beleggingsinstellingen namen hierdoor per saldo met €52 miljard toe. Voor een ander deel volgde deze toename uit transacties: pensioenfondsen kochten in diezelfde periode per saldo €11 miljard aan participaties in buitenlandse beleggingsinstellingen.
Vooral sterkere interesse in Europese beleggingsinstellingen
Het pensioenvermogen dat gemoeid is met directe en indirecte participaties in Europese beleggingsinstellingen buiten Nederland is nog relatief klein in omvang. Vergeleken met de indirecte participaties in beleggingsinstellingen buiten Europa en directe participaties in Nederlandse beleggingsinstellingen nemen deze verhoudingsgewijs echter het hardst toe.
De omvang van de indirecte participaties in niet-Nederlandse Europese beleggingsinstellingen was in het tweede kwartaal van 2023 69% hoger dan begin 2020. Deze toename komt in belangrijke mate doordat pensioenfondsen tussen medio 2020 en het tweede kwartaal van 2023 per saldo indirect, via Nederlandse beleggingsinstellingen €9,5 miljard aan participaties in Europese beleggingsinstellingen kochten. Tegelijkertijd zorgden prijsmutaties voor een toename van de betreffende participaties met €7,5 miljard.
De omvang van zowel de directe als de indirecte participaties van pensioenfondsen in buitenlandse beleggingsinstellingen is tussen begin 2020 en het tweede kwartaal van 2023 met meer dan 20% gegroeid. Dit is opvallend te noemen vergeleken met de omvang van het totale vermogen van pensioenfondsen die aan het eind van die periode 3% hoger lag dan aan het begin ervan.