Algemeen beeld: flexibele premieregeling, met eerbiedigende werking voor huidige deelnemers
Het invaren van de opgebouwde kapitalen is in praktische zin betrekkelijk eenvoudig voor PPI’s, aangezien het enkel individuele kapitalen betreft. Er speelt geen verdelings- en evenwichtigheidsvraagstuk zoals dat bij pensioenfondsen het geval is. Keerzijde is evenwel dat er voor PPI’s ook geen (onverdeeld) fondsvermogen is dat kan worden ingezet om deelnemers te compenseren voor de afschaffing van de huidige progressieve premiestaffel. Dit maakt dat deelnemers bij omzetting van de opbouw naar de nieuwe flexibele premieregeling met leeftijdsonafhankelijke premie minder pensioen kunnen opbouwen dan bij voortzetting van de opbouw in hun huidige regelingen met progressieve premie. Wel maakt de concept-wetgeving het voor PPI’s mogelijk om eerbiedigende werking van de huidige regeling aan te bieden, dat wil zeggen dat de huidige regeling als het ware wordt uitgediend: huidige deelnemers mogen hun pensioenopbouw voortzetten in de huidige regeling met de bestaande progressieve staffel. Alleen nieuwe deelnemers worden deelnemer in de nieuwe (flexibele) premieregeling met leeftijdsonafhankelijke premie. Uit de reacties van de PPI’s komt het beeld naar voren dat de sector deze eerbiedigende werking zal gaan aanbieden.
Behoefte van werkgevers aan eerbiedigende werking grotendeels onbekend
Ongeveer de helft van de PPI’s geeft aan beeld te hebben bij de behoefte van de werkgevers aan de eerbiedigende werking. Zij geven aan te verwachten dat meer dan driekwart van de werkgevers hier gebruik van zal maken. De andere helft van de PPI’s heeft dit beeld niet en lijkt ook niet heel actief op zoek te zijn of te gaan om dit beeld wel te krijgen.
Het beeld dat hieruit naar voren komt is dat PPI’s zich operationeel voorbereiden op het naast elkaar blijven uitvoeren van de bestaande regelingen met progressieve staffels voor de huidige deelnemers en daarnaast de nieuwe flexibele premieregelingen voor de nieuwe deelnemers. Dat beeld wordt bevestigd door een PPI die aangeeft nog niet te weten hoeveel werkgevers behoefte hebben aan de eerbiedigende werking. De betreffende PPI heeft daar ook nog niet naar gevraagd, maar verwacht die duidelijkheid wel in 2026 te krijgen. Werkgevers die de pensioenregeling bij een PPI hebben ondergebracht dienen uiterlijk 1 oktober 2026 het transitieplan bij de PPI in te dienen.
PPI staat klaar, werkgever bepaalt transitiemoment
De overgrote meerderheid van de PPI's verwacht in 2023 operationeel gereed te zijn voor de uitvoering van de nieuwe, flexibele premieregelingen, waarbij zij de bepaling van het transitiemoment aan de werkgever laten.
In voorbereiding daarop verwachten de meeste PPI’s nog dit jaar zowel het risico-preferentieonderzoek af te ronden als ook de risicohouding per leeftijdscohort vast te stellen. Onderdeel van de nieuwe pensioenregeling is dat pensioenuitvoerders een risicohouding vaststellen per leeftijdscohort, mede gebaseerd op de uitkomsten van een risico-preferentieonderzoek. Die risicohouding is de mate waarin een groep deelnemers beleggingsrisico’s wil en kan dragen om de doelstellingen te realiseren. Overigens verwacht de meerderheid van de PPI’s niet dat de uitkomsten van het risico-preferentieonderzoek zal leiden tot aanpassingen in de life cycles die zij momenteel al hanteren.
Aandacht voor projectplanning
De transitie naar het nieuwe pensioenstelsel lijkt voor de PPI’s een minder complexe exercitie dan voor pensioenfondsen. Zo is de afhankelijkheid van de wensen van de werkgevers minder knellend, en in de vorm van life cycle beleggen wordt al invulling gegeven aan leeftijdsafhankelijke blootstelling aan beleggingsrisico’s. Dat neemt niet weg dat het ook voor PPI’s van belang is om de regie te kunnen voeren over het transitieproces. Bij de overgrote meerderheid van de PPI’s blijkt dit in elk geval uit het feit dat zij de mijlpalen in de transitie naar de nieuwe pensioenregeling hebben gedefinieerd. Elk van hen heeft daarbij ook de acties geïdentificeerd die uitgevoerd moeten worden om deze mijlpalen te realiseren.
In de nadere uitwerking zijn evenwel een aantal verbeteringen en aanscherpingen mogelijk. Zo is niet bij alle PPI’s per regeling in beeld wat de onderlinge samenhang is van de te ondernemen acties, is de doorlooptijd niet bekend of ingeschat, en / of is de afhankelijkheid van de uitvoerende organisatie (administratie en / of vermogensbeheer) niet in kaart gebracht. In combinatie met het maar beperkte zicht op de transitiewensen van de werkgevers, kan dit resulteren in een niet (volledig) voorziene piekbelasting in de komende jaren. Slechts een enkele PPI geeft aan dit proces volledig in beeld te hebben. Het kan wenselijk zijn om hier meer aandacht voor te hebben.