Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

IFD/IFR – Liquiditeitsvereiste beleggingsondernemingen

WTP Factsheet

Op grond van de IFR dienen beleggingsondernemingen doorlopend aan het liquiditeitsvereiste te voldoen.

Gepubliceerd: 25 juli 2024

Sinds de invoering van de Verordening prudentiële vereisten beleggingsondernemingen (Investment Firms Regulation hierna: IFR) dienen beleggingsondernemingen te voldoen aan het liquiditeitsvereiste uit hoofde van artikel 43 van de IFR. Hieronder wordt op hoofdlijnen ingegaan op het liquiditeitsvereiste uit de IFR. DNB heeft sinds de invoering van de IFR geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bepaalde beleggingsondernemingen te ontheffen van het liquiditeitsvereiste.

Berekening liquiditeitsvereiste en aanwezige liquiditeit

Beleggingsondernemingen dienen een bedrag aan liquide activa aan te houden dat minstens gelijk is aan 1/3 van het vastekostenvereiste. (Zie voor meer informatie over het vastekostenvereiste de pagina Berekening vastekostenvereiste. Dit betekent dat beleggingsondernemingen minimaal een bedrag aan liquide activa moeten bezitten om de vaste kosten voor één maand te kunnen dragen. Indien een beleggingsonderneming niet aan dit vereiste voldoet, is er sprake van een liquiditeitstekort. Er dient in dat geval een melding te worden gedaan aan DNB die daarvoor maatregelen kan treffen.

Om aan het liquiditeitsvereiste te voldoen kunnen alleen liquide activa in aanmerking worden genomen. Hiervoor gelden de vereisten uit artikel 43 van de IFR en de vereisten uit de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61. (Zie deze link). De volgende activa van de beleggingsonderneming tellen in ieder geval mee als liquide activa:

  1. Onbezwaarde kortetermijndeposito's bij een kredietinstelling (bank).
  2. Contante geldmiddelen.

Bepaalde andere activa kunnen alleen worden meegeteld als liquide activa indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Wij raden u aan om de hiertoe geldende wet- en regelgeving te raadplegen. Het betreft de volgende activa:

  1. *Vorderingen op handelsdebiteuren en binnen 30 werkdagen te ontvangen provisies of vergoedingen als de vorderingen voldoen aan de volgende voorwaarde: het bedrag dat meetelt is gemaximeerd op 1/6 van de liquiditeitseis. Voorbeeld: liquiditeitseis is € 75.000, totaal handelsdebiteuren is € 500.000. Deel dat meetelt als liquide activa is 1/6 van €75.000 = € 12.500. Oftewel, slechts een bedrag van € 12.500 van het totaal van € 500.000 telt mee als liquide activa.

  2. Staatsobligaties met ten minste kredietkwaliteitscategorie 1 (hier vallen onder andere Nederlandse staatsobligaties onder).

  3. Activa (bijvoorbeeld staatsobligaties, bedrijfsobligaties en aandelen) zoals opgenomen in de artikelen 10 tot en met 13 van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61.

  4. Activa (aandelen of rechten van deelneming in icbe’s) zoals opgenomen in artikel 15 van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 tot een bedrag van maximaal € 50 miljoen.

  5. Niet onder punten e en f vallende financiële instrumenten die worden verhandeld op een handelsplatform waarvoor een liquide markt bestaat in de zin van artikel 2, lid 1 punt 17, van Verordening (EU) nr. 600/2014, zie deze link en van de artikelen 1 tot en met 5 van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567 van de Commissie, zie deze link. Deze mogen worden meegeteld tot een percentage van 45%.

* Beleggingsondernemingen met een vergunning voor handel eigen rekening en voor het overnemen van financiële instrumenten en/of het plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie mogen deze activa niet meetellen als liquide activa.

Wij willen u erop wijzen dat (direct opeisbare) vorderingen op onder andere gelieerde ondernemingen (moeder/dochter), personeel/directieleden en/of aandeelhouders niet meetellen als liquide activa.

Beheersing liquiditeitspositie

Beleggingsondernemingen moeten beschikken over interne procedures om de liquiditeitsvereisten doorlopend te monitoren en te beheren. Immers moet er doorlopend aan het liquiditeitsvereiste uit artikel 43 van de IFR voldaan worden. Bij het opstellen van de interne procedures in het kader van het liquiditeitsvereiste houdt de beleggingsonderneming gelet op artikel 29, eerste lid, van de IFD rekening met het risicoprofiel, het werkterrein, en complexiteit van haar onderneming en de door het leidinggevende orgaan vastgestelde risicotolerantie. Tevens weerspiegelen deze processen het belang van de beleggingsonderneming in elke lidstaat waarin zij werkzaam is.

Liquiditeitsrapportage

IFR klasse 3 beleggingsondernemingen rapporteren op basis van artikel 54, eerste lid van de IFR op jaarbasis enkel de volgende regels:

Liquiditeitsvereiste beleggingsondernemingen
  1. Op regel 0010 dient u het liquiditeitsvereiste (1/3 van het vastekostenvereiste) in te vullen.
  2. Regel 0020 is niet van toepassing voor IFR klasse 3 ondernemingen.
  3. Op regel 0030 dient u de totale liquide activa op te nemen.

IFR klasse 2 beleggingsondernemingen rapporteren op basis van artikel 54, eerste lid van de IFR op kwartaalbasis een volledige liquiditeitsrapportage. Voor achtergrondinformatie over deze rapportage verwijzen wij u naar het 'Handboek rapportage IFREP klasse 2’ op onze website: Beleggingsondernemingen en fondsbeheerders. Hierbij wordt opgemerkt dat de volledige liquiditeitsrapportage ingevuld moet worden. Ook wanneer de onderneming bijvoorbeeld over voldoende tegoeden bij kredietinstellingen beschikt om aan het liquiditeitsvereiste te voldoen. In dat geval moeten alle eventueel kwalificerende overige liquide activa gerapporteerd worden, zodat DNB een compleet en volledig beeld heeft van de totale liquide activa van de onder toezicht staande instelling.

Disclaimer
Dit document is geen beleidsuiting. Voor het van toepassing zijnde beleid wordt verwezen naar de toezichthouderregelingen, beleidsregels, Q&A’s en/of good practices zoals terug te vinden op Open Boek Toezicht.