Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

IFR/IFD - liquiditeitsvereisten

Q&A

Vraag:

Kan een kleine en niet-verweven beleggingsonderneming een ontheffing verkrijgen van het liquiditeitsvereiste?

Gepubliceerd: 05 oktober 2020

Bekijk eerdere versies in het archief

Antwoord:

DNB is voornemens om geen ontheffing van het liquiditeitsvereiste te verlenen aan kleine en niet-verweven beleggingsondernemingen. Beleggingsondernemingen die onder de reikwijdte van de IFR/IFD vallen, moeten in principe voldoen aan het liquiditeitsvereiste ter hoogte van ten minste een derde van de vastekosteneis. Uit hoofde van artikel 43, lid 1, IFR kunnen toezichthouders kleine en niet-verweven beleggingsondernemingen uitzonderen van deze liquiditeitseis. EBA zal, in overleg met ESMA, richtsnoeren opstellen tot nadere bepaling van de criteria die de bevoegde autoriteiten in acht kunnen nemen wanneer zij een ontheffing verlenen aan kleine en niet-verweven beleggingsondernemingen ten aanzien van het liquiditeitsvereiste. DNB is voornemens in afwachting van deze EBA richtsnoeren geen ontheffing van het liquiditeitsvereiste aan kleine en niet-verweven beleggingsondernemingen te verlenen. Hierbij is overwogen dat het liquiditeitsvereiste een proportionele eis is, die belangrijk is om te waarborgen dat er voldoende liquiditeit aanwezig is om ordelijk te kunnen functioneren of (in een voorkomend te geval) ordentelijk te kunnen afwikkelen.

Vraag 2:

Hoe kan een beleggingsonderneming toestemming vragen om het bedrag dat aan liquide activa tijdelijk te verlagen?

Antwoord:

Overeenkomstig artikel 44 IFR kunnen beleggingsondernemingen, in uitzonderlijke omstandigheden en na goedkeuring door de bevoegde autoriteit, het bedrag dat zij aan liquide activa aanhouden, verlagen. Indien een beleggingsonderneming een beroep wil doen op dit artikel, kan zij hiervoor een aanvraag indienen bij DNB. DNB verwacht dat bij een aanvraag de volgende documentatie wordt bijgevoegd:

(i) Een toelichting waarom er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden en waarom de beleggingsonderneming niet op een andere manier aan haar kortlopende liquiditeitsbehoefte kan voldoen;

(ii) Een plan, waarin de beleggingsonderneming aantoont hoe zij binnen 30 dagen weer aan het liquiditeitsvereiste zal voldoen, waarbij zij ook rekening houdt met de kortlopende (contractuele) verplichtingen.

(iii) Een recente liquiditeitsrapportage van niet ouder dan drie dagen, voorzien van een toelichting op alle onderdelen in de rapportage.

DNB zal toetsen of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden van artikel 44 IFR en of goedkeuring kan worden verleend om de liquide activa tijdelijk te verlagen. Indien DNB hiervoor goedkeuring geeft, verwacht DNB dat de betreffende beleggingsonderneming op dagelijkse basis aan DNB rapporteert over haar actuele aanwezige liquide middelen totdat er weer aan de liquiditeitseis wordt voldaan. Hiervoor gebruikt de beleggingsonderneming het rapportageformat voor de liquiditeitseisen dat door EBA is opgesteld op grond van artikel 54, lid 3 IFR. Definitieve besluiten over dergelijke aanvragen worden genomen vanaf het moment dat de IFR/IFD daadwerkelijk van toepassing is.

Vraag 3:

Hoe kan een moederonderneming een ontheffing verkrijgen van het liquiditeitsvereiste op geconsolideerd niveau? 

Antwoord:

DNB is niet voornemens om ontheffingen van het liquiditeitsvereiste te verlenen aan moederondernemingen. Op grond van artikel 7, lid 4, IFR kan DNB een ontheffing verlenen aan EU-moederbeleggingsondernemingen, EU-moederbeleggingsholdings en gemengde financiële EU-moederholdings ten aanzien van de naleving van de liquiditeitseis op basis van hun geconsolideerde situatie, rekening houdend met de aard, schaal en complexiteit van de beleggingsondernemingsgroep . DNB is niet voornemens om dergelijke ontheffingen te verlenen. Hierbij is overwogen dat het liquiditeitsvereiste een proportionele eis is, die belangrijk is om te waarborgen zodat er voldoende liquiditeit aanwezig is in de beleggingsondernemingsgroep om ordelijk te kunnen functioneren of (in een voorkomend te geval) ordentelijk te kunnen afwikkelen.

Vraag 4:

Hoe kan een beleggingsonderneming een ontheffing aanvragen van het liquiditeitsvereiste op individueel niveau, als bedoeld in artikel 6, lid 3, IFR?

Antwoord:

Op grond van artikel 6, lid 3, IFR kan DNB ontheffing verlenen aan beleggingsondernemingen ten aanzien van de toepassing van de liquiditeitseis op individueel niveau, indien is voldaan aan de voorwaarden uit hetzelfde artikellid. DNB verwacht dat bij een aanvraag voor een dergelijke ontheffing de volgende documentatie wordt bijgevoegd.

Met betrekking tot voorwaarde (a) uit artikel 6, lid 3, IFR:

(i) Een berekening van de aanwezige en vereiste liquiditeit op geconsolideerd niveau.

Met betrekking tot voorwaarde (b) uit artikel 6, lid 3, IFR:

(i) Een organisatieschema van de liquiditeitmanagementfunctie binnen de groep;

(ii) Een beschrijving van de processen, procedures en instrumenten die voor de interne monitoring van de liquiditeitsposities van de groepsentiteiten worden gebruikt;

(iii) Een beschrijving van het liquiditeitcontingentieplan voor de groep.

Met betrekking tot voorwaarde (c) uit artikel 6, lid 3, IFR:

(i) De overeenkomsten tussen de groepsentiteiten als bedoeld in artikel 6, lid 3, IFR;

(ii) Een juridische opinie van een derde partij of een interne juridische afdeling van de beleggingsonderneming en geaccordeerd door het bestuur van de beleggingsonderneming, die bevestigt dat het vrije verkeer van middelen niet onderhevig is aan voorwaarden die de uitoefening ervan voorkomen of hinderen;

(iii) Bewijs dat deze overeenkomsten niet kunnen worden beëindigd, tenzij de ontheffing wordt ingetrokken of met een 6-maands opzegtermijn met verplichte voorafgaande notificatie aan DNB.

Met betrekking tot voorwaarde (d) uit artikel 6, lid 3, IFR:

(i) Een juridische opinie van een derde partij of een interne juridische afdeling van de beleggingsonderneming en geaccordeerd door het bestuur van de beleggingsonderneming, die bevestigt dat er geen sprake is van juridische belemmeringen, bijvoorbeeld met betrekking tot nationaal insolventierecht;

(ii) Een interne beoordeling door de beleggingsonderneming die concludeert dat er geen materiële praktische of juridische belemmeringen zijn voor de naleving van de overeenkomsten als bedoeld in artikel 6, lid 3, IFR en die bevestigt dat de ontheffing is meegenomen in (indien beschikbaar) het herstelplan en de groepsovereenkomst voor financiële steun.

DNB zal toetsen of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, lid 3, IFR en op basis daarvan besluiten of er een ontheffing kan worden verleend aan de beleggingsonderneming ten aanzien van de toepassing van de liquiditeitseis op individueel niveau.

Ontdek gerelateerde artikelen