De Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) is de vergunningverlenende instantie. In het kader van de vergunningaanvraag vraagt de AFM aan DNB op grond van artikel 1:48, tweede lid ,Wft advies over het voldoen aan de prudentiële aspecten door de aanvrager. Het DNB advies vormt onderdeel van het AFM-besluit op de vergunningaanvraag. DNB toetst hierbij op de volgende onderwerpen:
Eigenvermogensvereiste en liquiditeitseis
Beleggingsondernemingen in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen (IFD) dienen aan de prudentiële vereisten uit de verordening prudentieel toezicht beleggingsondernemingen (IFR) en de IFD te voldoen. Dit houdt in dat er een eigenvermogensvereiste geldt op grond van artikel 11 van de IFR. Dit eigenvermogensvereiste is gebaseerd op de hoogste van (1) het vastekostenvereiste, (2) het permanente minimumkapitaalvereiste en, indien van toepassing, (3) het K-factor-vereiste. Dit eigenvermogensvereiste dient aangehouden te worden in vermogen dat voldoet aan de eisen van artikel 9 van de IFR. Daarnaast geldt een liquiditeitsvereiste gebaseerd op artikel 43 van de IFR. De aanvrager dient daarom een business plan inclusief een prognose van het eigenvermogensvereiste en de liquiditeitseis aan te leveren op basis waarvan DNB beoordeelt of de aanvrager in staat is de komende drie jaar te voldoen aan deze vereisten. Tevens dient de aanvrager aan te tonen dat het permanente minimumkapitaalvereiste aanwezig is en dat er voldoende vermogen beschikbaar is om tenminste de komende drie jaar aan het eigenvermogensvereiste en de liquiditeitseis te voldoen.
Interne bedrijfsvoering
Als vergunningverlener toetst de AFM op grond van Artikel 4:14 eerste lid, van de Wft of een beleggingsonderneming de bedrijfsvoering zodanig inricht dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt. In aanvulling daarop toetst DNB vanuit haar rol als prudentiele toezichthouder of de aanvrager beschikt over een beheerste en financieel solide bedrijfsvoering op grond van artikel 3:17, tweede lid, onderdeel c en derde lid Wft. DNB gaat daarbij na of de financiële en prudentiële risico’s die de soliditeit van de aanvrager kunnen aantasten voldoende worden beheerst en of in de beschrijving van de bedrijfsvoering van de onderneming procedures zijn opgenomen die waarborgen dat de beleggingsonderneming doorlopend voldoet aan de IFR en de IFD.
Geconsolideerd toezicht
Indien er sprake is van een moederbeleggingsonderneming, een beleggingsholding of een gemengde financiële moederholding, dient ook op geconsolideerde basis aan de IFR en de IFD te worden voldaan. DNB zal in dat geval ook de geconsolideerde situatie in haar prudentiële beoordeling voor de vergunningaanvraag betrekken.
Voor meer informatie over de IFR/IFD zie:
Vragen over de prudentiële beoordeling bij de vergunningaanvraag kunt u stellen aan natin-bobi@dnb.nl.
DISCLAIMER
Voor een nadere toelichting op de status van deze uiting kunt u de Leeswijzer beleidsuitingen DNB raadplegen.