Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Q&A Complete besluitvorming pensioenfondsen

Vraag:

Moet een pensioenfonds bij de besluitvorming over de transitie rekening houden met financiële en economische schokken die kunnen optreden in de periode tot aan het moment van feitelijke uitvoering van de gewijzigde pensioenregeling (waaronder het eventuele invaren) en dat vastleggen in het implementatieplan?

Gepubliceerd: 20 oktober 2023

Antwoord:

Ja, een pensioenfonds moet op grond van artikel 46, lid 1, sub c en artikel 44, onderdelen d en e Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit Pw en Wvb) invulling geven aan de zogenaamde “complete besluitvorming” en deze opnemen in het implementatieplan.

Dat betekent het volgende:

  • Sociale partners nemen op grond van artikel 44, lid 1, onderdelen a, b en c Besluit uitvoering Pw en Wvb in het transitieplan de doelstellingen van de transitie, de kwantitatieve maatstaven voor de beoordeling van de doelstellingen en hierbij geldende voorrangsregels op

  • Het pensioenfonds draagt op grond van artikel 102a Pw zorg voor de formele opdrachtaanvaarding en toetst daarbij aan de doelstellingen en uitgangspunten die het fonds heeft vastgelegd.

  • Sociale partners en een pensioenfonds geven invulling aan complete besluitvorming door in het transitieplan en in het implementatieplan op te nemen:
    1. in hoeverre verschillende, positieve en negatieve, financiële en economische omstandigheden zijn verkend en in welke situaties de afgesproken doelstellingen, kwantitatieve maatstaven en voorrangregels zonder meer gelden en geen nadere besluitvorming nodig is

    2. het niveau van de dekkingsgraad vanaf wanneer de financiële positie van een pensioenfonds dusdanig is dat de gemaakte afspraken uit het transitieplan van sociale partners niet meer toereikend zijn, een onderbouwing van de berekening van deze dekkingsgraad, de alternatieve afspraken die van toepassing zijn indien het pensioenfonds een dergelijke dekkingsgraad heeft en, indien van toepassing, de procedure die voor deze situatie is afgesproken.

Deze regelgeving beoogt dat met het afspreken van doelstellingen, kwantitatieve maatstaven en voorrangsregels en het verkennen van financiële en economische omstandigheden een zo robuust als mogelijk besluit wordt geborgd over een evenwichtige transitie. Sociale partners en pensioenfondsen bedenken op voorhand hoe doelstellingen zich vertalen in de concrete vormgeving van de transitie in verschillende situaties, zodat voor redelijkerwijs voorzienbare omstandigheden geen nadere besluitvorming nodig is.

Het pensioenfonds neemt de laagst mogelijke, verkende dekkingsgraad (de ondergrens) waarbij het mogelijk is om aan de afspraken te voldoen op in het implementatieplan; als afspraken zijn gemaakt ongeacht hoe laag de dekkingsgraad uitkomt op het moment van feitelijke uitvoering van de gewijzigde pensioenregeling, dan neemt het pensioenfonds dat op in het implementatieplan. Ook geeft het pensioenfonds aan sociale partners aan hoe het invaarbesluit er onder verschillende financiële posities en rentestanden uit ziet en wat de uitkomsten op de maatstaven zijn. Op deze wijze kunnen sociale partners verkennen of de gekozen bandbreedtes zodanig zijn dat zij onder voorstelbare omstandigheden afdoende zijn om uitvoering te geven aan het transitieplan en wat de consequenties zijn en deze zo nodig nog in de besluitvormende fase aanpassen.

De norm van complete besluitvorming zoals opgenomen in artikelen 44 en 46 Besluit Pw en Wvb vertaalt zich naar de volgende concrete onderbouwing in een implementatieplan:

  1. Welke economische en financiële omstandigheden zijn verkend en waarom. Dit betreft de verschillende, positieve en negatieve, financiële en economische scenario’s die zijn verkend. Het pensioenfonds beschrijft deze omstandigheden en de positieve en negatieve economische en financiële scenario’s die mede in overleg met sociale partners zijn verkend en onderbouwt in hoeverre deze redelijkerwijs voorzienbare situaties dekken. Een pensioenfonds kan deze scenario’s bijvoorbeeld baseren op een adequate scenarioset. Sociale partners nemen deze informatie op in het transitieplan en pensioenfondsen nemen dezelfde informatie op in het implementatieplan.

  2. Wat de door het pensioenfonds met sociale partners vastgestelde doelstellingen en kwantitatieve maatstaven en voorrangregels voor de voorgenomen transitie zijn die het pensioenfonds gebruikt bij de opdrachtaanvaarding. Sociale partners bepalen de doelstellingen, kwantitatieve maatstaven en voorrangregels van de voorgenomen transitie en nemen deze op in het transitieplan. Bij de opdrachtaanvaarding toetst het pensioenfonds aan de doelstellingen en uitgangspunten die het pensioenfonds, mede op basis van de doelstellingen van sociale partners, heeft vastgelegd. Deze doelstellingen, voorrangregels en maatstaven dienen met bandbreedtes voldoende concreet te worden beschreven en vastgelegd; het zijn essentiële elementen voor het pensioenfonds om te kunnen onderbouwen hoe het invaarbesluit er onder verschillende omstandigheden uit ziet en dienen daarom opgenomen te worden in het implementatieplan.

  3. In welke situaties binnen de verkende economische en financiële omstandigheden, de hiervoor genoemde afgesproken doelstellingen, maatstaven en voorrangsregels zonder meer gelden en geen nadere besluitvorming nodig is. De doelstellingen en voorrangsregels worden zodanig geformuleerd dat voor alle redelijkerwijs voorzienbare omstandigheden (waaronder voor verschillende dekkingsgraden en rentestanden) geen nadere besluitvorming nodig is gedurende de hele fase vanaf vastlegging in transitieplan respectievelijk implementatieplan tot en met de datum van effectuering van de implementatie van de transitiebesluitvorming en onderbouwt dit.

  4. Het niveau van de dekkingsgraad en onderbouwing daarvan, waaronder of waarboven de financiële positie van een pensioenfonds dusdanig is dat de gemaakte afspraken uit het transitieplan van sociale partners en implementatieplan niet meer toereikend zijn. Sociale partners en pensioenfonds hebben op voorhand bedacht hoe doelstellingen en voorrangsregels in termen van de maatstaven duidelijkheid geven aan de concrete vormgeving van de transitie in deze situaties. Dat laat onverlet dat er uitzonderlijke situaties kunnen ontstaan waarin de besluitvorming niet heeft voorzien. Een pensioenfonds beschrijft in het implementatieplan wanneer sprake is van een dergelijke uitzonderlijke situatie.

  5. De alternatieve afspraken die van toepassing zijn indien de in sub d genoemde situatie geldt en, indien van toepassing, de procedure die voor deze situatie is afgesproken. Voor de situaties waarin de afgesproken doelstellingen, maatstaven en voorrangsregels niet zonder meer toereikend zijn, moeten pensioenfondsen en sociale partners vooraf al een concreet en haalbaar plan maken om te borgen dat de invoerdatum van 1 januari 2027 wordt gehaald. Sociale partners en pensioenfondsen maken voor die uitzonderlijke situaties eveneens inhoudelijke afspraken, maar kunnen ook procedurele afspraken maken om indien de tijd dat toelaat eventueel tot nadere besluitvorming te komen. Mochten procesafspraken niet gehaald worden, moet teruggevallen kunnen worden op de eerder gemaakte inhoudelijke afspraken. NB. De datum van 1 januari 2027 gaat mogelijk wijzigen, hiervoor is eerder een wetsvoorstel geconsulteerd.

Toelichting:

Doel complete besluitvorming
Voor een beheerste en evenwichtige transitie is het van belang dat de transitiebesluitvorming door sociale partners en pensioenfondsen robuust is voor wijzigende (financieel-economische) omstandigheden: de zogenaamde ‘complete besluitvorming’. Wijzigende omstandigheden zijn reëel gezien de mogelijk lange periode vanaf vastlegging in transitie- en implementatieplan en besluitvorming tot de daadwerkelijke implementatie inclusief het eventuele invaren. Complete besluitvorming voorkomt dat materiële besluitvorming in een laat stadium onder druk opnieuw moet plaatsvinden, met risico’s voor de kwaliteit, beheersing en tijdigheid ervan.

Doelstellingen en voorrangregels in termen van maatstaven
De regelgeving beoogt dat de doelstellingen, maatstaven en voorrangsregels in termen van de bandbreedtes een zo robuust mogelijk besluit borgen. De doelstellingen en voorrangsregels moeten daarom zodanig worden geformuleerd dat voor redelijkerwijs voorzienbare situaties (denk aan verschillende dekkingsgraden, rentestanden e.d.) geen nadere besluitvorming nodig is. Pensioenfondsen onderbouwen in het implementatieplan ook waarom de opgenomen doelstellingen, maatstaven en voorrangregels in termen van bandbreedtes zodanig zijn, dat redelijkerwijs voorzienbaar geen nadere besluitvorming door sociale partners en pensioenfonds nodig is.

Een doelstelling van sociale partners kan bijvoorbeeld zijn om verschillen in transitie-effecten tussen generaties zoveel mogelijk te voorkomen of om kortingen in reële of nominale termen te vermijden. Maatstaven waarin deze doelstellingen uitgedrukt kunnen worden zijn bijvoorbeeld de wettelijke maatstaven voor het berekenen van transitie-effecten als bedoeld in artikel 150e Pensioenwet, respectievelijk het netto-profijt of de pensioenverwachtingen. Zo kan de doelstelling bijvoorbeeld worden vastgelegd door middel van een kwantitatieve bandbreedte in netto-profijt effecten of door een kwantitatieve bandbreedte van de verwachte uitkeringen in de nieuwe regeling relatief aan onverkorte toepassing van het FTK. De genoemde doelstellingen en maatstaven zijn nadrukkelijk voorbeelden. Sociale partners bepalen, in het kader van de complete besluitvorming, zelf deze doelstellingen en maatstaven. De wijze waarop het pensioenfonds bij de opdrachtaanvaarding gebruik maakt van de doelstellingen, maatstaven, voorrangsregels en bandbreedtes uit het transitieplan, licht het pensioenfonds toe in het implementatieplan.

Voorrangregels zijn regels die bepalen welke doelstellingen geheel of gedeeltelijk worden losgelaten of juist van toepassing zijn, afhankelijk van de financiële situatie van het pensioenfonds en de economische of financiële omstandigheden. Deze voorrangregels zijn in termen van (kwantitatieve) maatstaven met bijbehorende bandbreedtes uit te drukken. Dit kan door aan te geven welke maatstaven meer gewicht (i.e. voorrang) moeten krijgen in situaties waarin de door sociale partners beoogde uitkomsten niet tegelijkertijd voor alle maatstaven zijn te realiseren.

Sociale partners en pensioenfonds hebben op voorhand bedacht hoe doelstellingen en voorrangsregels uitgedrukt in termen van de maatstaven duidelijkheid geven aan de concrete vormgeving van de transitie in deze situaties. Uitgangspunt is dat sociale partners én het pensioenfonds, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid, gezamenlijk bepalen en vastleggen hoe verschillende financiële en economische omstandigheden zijn verkend én de afgesproken doelstellingen, maatstaven en voorrangsregels in termen van door hen bepaalde bandbreedtes zonder meer gelden en er dus in principe geen nadere besluitvorming meer nodig is. Uitgangspunt van de regelgeving is dat een pensioenfonds onderbouwt waarom de opgenomen doelstellingen, maatstaven en voorrangregels in termen van bandbreedtes zodanig zijn, dat redelijkerwijs voorzienbaar geen nadere besluitvorming door sociale partners en pensioenfonds nodig is.

Het pensioenfonds bepaalt de laagst mogelijke, verkende dekkingsgraad (de ondergrens) waarbij het mogelijk is om aan de afspraken te voldoen op in het implementatieplan en informeert sociale partners hierover. Ook geeft het pensioenfonds aan sociale partners aan hoe het invaarbesluit er onder verschillende financiële posities en rentestanden uit ziet en wat de uitkomsten op de maatstaven zijn. De dekkingsgraad is een belangrijke graadmeter voor het al dan niet kunnen behalen van beoogde doelstellingen, maar de haalbaarheid van de doelstelling kan ook afhangen van andere factoren zoals bijvoorbeeld de rentestand. Zo zijn de kosten en impact van afschaffing van de doorsneesystematiek afhankelijk van de rentestand. Op deze wijze kunnen sociale partners en pensioenfonds verkennen of de gekozen bandbreedtes zodanig zijn dat zij onder voorstelbare omstandigheden afdoende zijn om uitvoering te geven aan het transitieplan of implementatieplan.

Uitzonderlijke situaties
Ondanks de besluitvorming voor alle redelijkerwijs voorzienbare situaties kunnen er uitzonderlijke situaties ontstaan waarin de besluitvorming niet heeft voorzien. Sociale partners en pensioenfondsen maken voor die uitzonderlijke situaties eveneens inhoudelijke afspraken, maar kunnen ook procedurele afspraken maken om indien de tijd dat toelaat eventueel tot nadere besluitvorming te komen. Mochten procesafspraken niet gehaald worden, moet teruggevallen kunnen worden op de eerder gemaakte inhoudelijke afspraken.

Voor de status van deze beleidsuiting en uitleg daarover kunt u de leeswijzer beleidsuitingen DNB raadplegen.

Deze Q&A heeft betrekking op de volgende wet- en regelgeving:

  • Artikelen 102a, 150d en 150i Pw
  • Artikel 44 en 46 Besluit uitvoering Pw en Wvb