Het pensioenfonds betrekt het transitieplan van sociale partners bij de eigen besluitvorming over de opdrachtaanvaarding en het eventuele verzoek tot invaren (zie de factsheet Opdrachtaanvaarding en besluitvorming pensioenfondsen over transitie). De wijze waarop het pensioenfonds gebruik maakt van de doelstellingen, maatstaven, bandbreedtes en voorrangsregels uit het transitieplan, lichten zij toe in het implementatieplan. Deze doelstellingen, maatstaven, bandbreedtes en voorrangsregels dienen een robuust besluit te borgen over een evenwichtige transitie. Zij worden daarom zodanig geformuleerd dat voor redelijkerwijs voorzienbare situaties geen nadere besluitvorming door sociale partners en het fonds nodig is, ook als de financiële positie van het fonds wijzigt tussen het moment van afronden van het transitieplan en invaarmoment.
Voor de uitzonderlijke situaties, waarin de besluitvorming niet heeft (kunnen) voorzien, zijn eveneens afspraken gemaakt. Dit kunnen inhoudelijke afspraken zijn, maar ook afspraken over het proces dat nog doorlopen wordt om tot nadere afspraken te komen. Deze set aan afspraken in zowel redelijkerwijs voorzienbare als onvoorzienbare omstandigheden wordt complete besluitvorming genoemd.
Hieronder volgen drie Q&As en een factsheet. Deze beleidsuitingen beschrijven aan welke voorwaarden het pensioenfonds moet voldoen bij het vastleggen van de doelstellingen, maatstaven, bandbreedtes en voorrangsregels opdat deze een zo robuust mogelijk besluit over een evenwichtige transitie borgen. Daarbij onderbouwt het pensioenfonds hoe bij de besluitvorming over de transitie rekening is gehouden met de voor-en nadelen die deelnemers hebben van het transitie-ftk (toelichting bij artikel 15c Besluit FTK).
Meer specifiek worden de volgende vragen beantwoord:
- Waar moet het fonds rekening mee houden bij het vastleggen van de doelstellingen van de transitie?
- Hoe weegt een pensioenfonds de transitiemaatstaven voor het berekenen van transitie-effecten als bedoeld in artikel 150e Pensioenwet in de besluitvorming?
- Wat is de rol van bandbreedtes en voorrangsregels bij de complete besluitvorming over de transitie?
Tot slot beschrijft het factsheet welke wettelijke mogelijkheden een pensioenfonds heeft om in de vormgeving van de transitie vermogen aan te wenden om te voldoen aan de vastgestelde doelstellingen.
Q&A 1: Waarmee moet het fonds rekening houden bij het vastleggen van de doelstellingen van de transitie?
Juridische basis:
- Artikel 150i Pensioenwet (Pw) juncto artikel 46, eerste lid, sub c, en artikel 44, eerste lid sub d en e BUPW, alsmede artikel 150e Pw
- Artikel 102a Pw
- Artikel 105, tweede lid Pw
Zie ook:
Sociale partners en het pensioenfonds leggen in respectievelijk het transitie- en implementatieplan vast welke doelstellingen zij van belang vinden voor een evenwichtige transitie (artikel 102a Pw en artikel 44, eerste lid, onder a BuPw). Sociale partners en, na opdrachtaanvaarding, het pensioenfonds (artikel 102a Pw) baseren de besluiten rondom de transitie op deze doelstellingen. Bij het vastleggen van deze doelstellingen moet een aantal zaken in acht worden genomen.
Indien een deelnemersgroep niet gerepresenteerd wordt in de doelstellingen, is niet goed voorstelbaar dat de betreffende deelnemers zich evenwichtig vertegenwoordigd voelen (artikel 105, tweede lid, Pw). De doelstellingen zijn in beginsel kwalitatieve doelstellingen voor een evenwichtige transitie. Aan de doelstellingen worden echter wel kwantitatieve maatstaven gekoppeld. Deze maatstaven zijn voorgeschreven in artikel 150e, eerste lid, Pw. Het betreft de maatstaf netto profijt en de maatstaf pensioenverwachting.
Daarnaast kunnen nog additionele maatstaven worden gehanteerd (zie ook de Q&A Hanteren van kwantitatieve maatstaven door pensioenfondsen in transitiebesluitvorming). De met deze maatstaven berekende transitie-effecten vormen de basis voor de onderbouwing van de evenwichtige belangenafweging. De vastgelegde doelstellingen hebben daarmee in ieder geval betrekking op de verwachte pensioenuitkeringen van alle deelnemers (maatstaf pensioenverwachting) en de mate van herverdeling tussen alle generaties (maatstaf netto profijt).
Q&A 2: Hoe weegt een pensioenfonds de transitiemaatstaven voor het berekenen van transitie-effecten als bedoeld in artikel 150e Pensioenwet in de besluitvorming?
Juridische basis:
- Artikel 105 Pw
- Artikel 150e Pw
Artikel 150e, eerste lid, Pensioenwet (Pw) schrijft voor dat pensioenfondsen de transitie-effecten in ieder geval aan de hand van twee maatstaven berekenen. Zie ook de factsheet Berekening transitie-effecten en toepassing vba-rekenmethodiek. Dat zijn:
- de maatstaf netto profijt (en in sommige gevallen bruto profijt); en
- de maatstaf pensioenverwachting, voor zover het ouderdomspensioen betreft, weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
Voorwaarden wettelijke maatstaven en eventueel additionele maatstaf
Voor de twee wettelijk voorgeschreven maatstaven geldt dat die worden berekend aan de hand van verschillende scenario’s waarin in ieder geval het aandelenrisico, inflatierisico en renterisico zijn meegenomen. Zie ook de Memorie van Antwoord, vraag 71, onderdeel c (Kamerstuk 36.067, H. blz. 142).
Het staat pensioenfondsen daarnaast vrij om de transitie-effecten te berekenen met additionele maatstaven. Het doel van een additionele maatstaf is wel hetzelfde als voor de twee wettelijke maatstaven, namelijk het inzichtelijk maken van de transitie-effecten en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarom geldt voor een additionele maatstaf ook dat de maatstaf wordt berekend aan de hand van verschillende scenario’s waarin in ieder geval het aandelen-, inflatie- en renterisico zijn meegenomen.
Gebruiken van de wettelijke en additionele maatstaven in de evenwichtige belangenafweging
De berekende transitie-effecten (in zijn totaliteit) vormen de basis voor de onderbouwing van de evenwichtige belangenafweging van de transitiebesluitvorming door het pensioenfonds en de daarin genomen besluiten zoals het compenseren van deelnemers.
Het pensioenfonds bepaalt zelf hoe de uitkomsten van de verschillende maatstaven, waaronder in ieder geval de twee wettelijk voorgeschreven maatstaven, worden afgewogen en bij welke uitkomsten er sprake is van een evenwichtige transitie. Hierbij maakt het pensioenfonds voor iedere maatstaf gebruik van bandbreedtes waarbinnen de doelstellingen worden bereikt. Zie ook de Q&A Complete besluitvorming pensioenfondsen en Q&A 3: Wat is de rol van bandbreedtes en voorrangsregels bij de complete besluitvorming hierna.
Het is niet voldoende om bij de weging van de maatstaf pensioenverwachting enkel het verwachte (mediane) scenario te gebruiken voor de onderbouwing van de evenwichtige belangenafweging. Een pensioenfonds moet de maatstaf pensioenverwachting weergeven op basis van een pessimistisch, verwacht en een optimistisch scenario.
Q&A 3: Wat is de rol van bandbreedtes en voorrangsregels bij de complete besluitvorming?
Juridische basis:
- artikel 150i Pw juncto artikel 46, eerste lid, sub c en artikel 44, eerste lid, sub d en e BUPW, alsmede artikel 150e Pw
Zie ook:
In het transitieplan, dat de basis vormt voor het implementatieplan van een pensioenfonds, wordt voor iedere maatstaf (die is gekoppeld aan een doelstelling) vastgelegd welke kwantitatieve bandbreedte acceptabel wordt geacht voor een evenwichtige transitie. Ook geven sociale partners aan welke doelstellingen het meeste prioriteit hebben: dit zijn de voorrangsregels. Hieronder wordt nader uiteengezet wat de rol van bandbreedtes en voorrangsregels is bij de complete besluitvorming.
Het is de bedoeling dat de doelstellingen, maatstaven, bandbreedtes en voorrangsregels een zo robuust mogelijk besluit borgen over een evenwichtige transitie. Deze worden daarom zodanig geformuleerd dat voor redelijkerwijs voorzienbare omstandigheden geen nadere besluitvorming nodig is. Sociale partners en het pensioenfonds bedenken op voorhand hoe doelstellingen zich vertalen in de concrete vormgeving van de transitie in verschillende situaties.(artikel 44, eerste lid, sub d en e en 46, eerste lid, sub c, BuPw). Met behulp van de gekozen bandbreedte bij iedere maatstaf wordt aangegeven wanneer sociale partners de uitkomsten acceptabel achten en er geen nadere besluitvorming door sociale partners of pensioenfonds is vereist. Voor het pensioenfonds biedt dit het kader voor de keuzes die het kan maken bij de uitvoering van de transitie.
Bij iedere maatstaf hoort een kwantitatieve bandbreedte die wordt weergegeven in de vorm van een kwantitatieve onder- en bovengrens. Wanneer de uitkomsten van de maatstaf binnen die grenzen past, dan zijn de uitkomsten acceptabel en wordt de doelstelling behaald. Om tot uitdrukking te brengen dat alle (gewezen) deelnemers, pensioen- en andere aanspraakgerechtigden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen (artikel 105, tweede lid, Pw), dienen alle (gewezen) deelnemers, pensioen- en andere aanspraakgerechtigden op enige manier vertegenwoordigd te zijn in het geheel van de opgestelde bandbreedtes.
De prioritering van de doelstellingen kan het fonds betrekken bij de vaststelling van de afstand tussen de ondergrenzen en bovengrenzen van de bandbreedtes (zie voetnoot 13, NvT). Daarbij kan ervoor worden gekozen om voor specifieke groepen een nauwere bandbreedte op te stellen om zo meer gewicht te geven aan die groepen in de evenwichtigheidsafweging, bijvoorbeeld de meest materiële of kwetsbare groepen.
Voorrangsregels geven aan welke doelstellingen meer gewicht moeten krijgen en tot welke mate hierop ingeleverd zou mogen worden. In situaties waarin de berekende transitie-effecten voor alle maatstaven binnen de voor sociale partners en het fonds acceptabele uitkomsten vallen, kan aan de hand van voorrangsregels in meer of mindere mate op bepaalde doelstellingen worden gestuurd. Het verkennen van alternatieve keuzes om de transitie evenwichtig vorm te geven aan de hand van voorrangsregels kan er uiteraard niet toe leiden dat de uitkomsten buiten de bandbreedtes vallen; deze bieden immers het kader voor het pensioenfonds om de transitie evenwichtig uit te voeren.
Factsheet – aanwenden vermogen voor evenwichtige transitie
Juridische basis:
- artikel 150e Pw
- artikel 150i Pw
- artikel 150n Pw
- artikel 44, sub d en e BUPW
- artikel 46, eerste lid, sub c BuPw
- Bijlage 2a, artikel 2, derde lid, Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling
Zie ook:
Op grond van artikel 46, tweede lid, BuPw onderbouwt het fonds hoe zal worden omgegaan met de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede de berekeningen en overwegingen daartoe. Sociale partners en pensioenfondsen bedenken op voorhand hoe de vastgestelde doelstellingen, maatstaven, bandbreedtes en voorrangsregels zich vertalen in de concrete vormgeving van de transitie.
In voorgaande drie Q&As is ingegaan op doelstellingen, maatstaven, bandbreedtes en voorrangsregels. In deze factsheet wordt beschreven welke instrumenten een pensioenfonds tot diens beschikking heeft bij het aanwenden van het vermogen om tot een evenwichtige transitie binnen de vastgestelde kaders van complete besluitvorming te komen (zie ook Omrekenmethoden en aanwenden vermogen pensioenfonds bij invaren. Het betreft de volgende instrumenten:
- Compensatie: de wet- en regelgeving (artikel 150n Pw en artikel 46, tweede lid, sub d BuPW) biedt de mogelijkheid om deelnemers compensatie te geven voor het missen van toekomstige pensioenopbouw doordat de wijze van pensioenopbouw verandert. Sociale partners nemen het eventuele verzoek tot compensatie en de financiering daarvan op in het transitieplan. In het implementatieplan legt het pensioenfonds vast hoe invulling wordt gegeven aan het compenseren van deelnemers.
- Reserve: bij toepassing van de omrekenmethode kan op verzoek van de sociale partners gekozen worden voor het aanwenden van vermogen ten behoeve van de initiële vulling van de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve (artikel 150n, zevende lid, Pw). De hoogte van deze initiële vulling is onderdeel van de evenwichtigheidsafweging van de transitie.
- Omrekenmethode: binnen de toegepaste omrekenmethode heeft het fonds de mogelijkheid om te kiezen hoe (een deel van) het vermogen kan worden verdeeld (Omrekenmethoden en aanwenden vermogen pensioenfonds bij invaren):
- Na toepassing van de standaardregel kan het fonds bijvoorbeeld nog schuiven met vermogen binnen de wettelijke grenzen van de standaardmethode (artikel 150n, vijfde lid, Pw). Daarnaast biedt de standaardmethode de mogelijkheid om in plaats van de default spreidingstermijn van 10 jaar een alternatieve spreidingstermijn te hanteren, indien de spreidingstermijn van 10 jaar leidt tot onevenwichtiger nadeel en dit past bij de bestandssamenstelling van het fonds (Bijlage 2a, artikel 2, derde lid, Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling).
- Bij toepassing van de vba-methode maakt het fonds keuzes om het onverdeelde vermogen gericht toe te delen teneinde de transitie evenwichtig vorm te geven. Het uitgangspunt van de vba-methode is dat per leeftijdscohort de marktwaarde van de opgebouwde pensioenaanspraken en -recht na invaren minimaal gelijk is aan de marktwaarde van de opgebouwde pensioenaanspraken en – rechten voor invaren.