De PPI moet een beheerste en integere bedrijfsvoering waarborgen. Dat betekent onder andere dat de PPI belangenverstrengelingen binnen het bestuur van een PPI moet voorkomen en het vereist deskundigheid van de gekozen bestuurders. DNB ziet er op toe dat (mede-) beleidsbepalers van de PPI te allen tijde handelen in het belang van de PPI en haar deelnemers.
Wanneer een bestuurder van de PPI tevens (mede-) beleidsbepaler is of anderszins werkzaam is bij één of meer aandeelhoudende entiteiten of entiteiten waaraan de PPI werkzaamheden uitbesteedt, bestaat het risico dat deze bestuurder van de PPI geconfronteerd wordt met tegenstrijdige belangen. Het belang dat de PPI voor ogen dient te hebben, het belang van de PPI en de deelnemers die hun pensioen hebben ondergebracht bij de PPI, hoeft immers niet overeen te komen met het (commercieel) belang van aandeelhoudende entiteiten of entiteiten waaraan de PPI werkzaamheden uitbesteedt.
Ten aanzien van tegenstrijdige belangen geldt voor een lid van het intern toezichthoudend orgaan van een PPI hetzelfde als datgene dat van toepassing is op (mede-) beleidsbepalers. Wanneer een lid van het intern toezichthoudend orgaan van de PPI tevens (mede-) beleidsbepaler is of anderszins werkzaam is bij een aandeelhoudende entiteit of entiteiten waaraan de PPI werkzaamheden uitbesteedt, bestaat het risico dat deze persoon geconfronteerd wordt met tegenstrijdige belangen. Dit geldt ook in het geval dat deze persoon (ook) aandeelhouder is van één of meer van de aandeelhoudende moederentiteiten. De PPI dient te kunnen motiveren hoe de risico’s die voortvloeien uit de gekozen structuur en personele benoemingen worden ingeperkt en hoe iedere schijn van belangenverstrengeling in deze wordt ondervangen.
Zie ook de Q&A van DNB over beheerste en integere bedrijfsvoering bij de PPI