De premievoorziening volgt als contante waarde van toekomstige lasten minus toekomstige baten, waarbij de contractgrenzen zoals vastgesteld in artikel 18 van de Solvency II Gedelegeerde Verordening leidend zijn voor de bepaling van de premievoorziening. Vervroegde premiebetalingen (onverdiende premies) vormen geen onderdeel van de premievoorziening. Doordat de basisverzekering een prolongatiedatum heeft van telkens het begin van het jaar zal de vooruitblik van de premievoorziening gedurende het jaar afnemen. Aan het begin van een verzekeringsjaar heeft de premievoorziening een vooruitblik van 12 maanden, na een kwartaal nog 9 maanden, na een half jaar nog 6 maanden, na drie kwartalen nog 3 maanden om aan het eind van het jaar volledig te verdwijnen voor wat betreft het lopend schadejaar.
Bij het naderen van het einde van het boekjaar is er tevens zicht op het aankomende nieuwe schadejaar. Voor het nieuw te verschijnen schadejaar ontstaat zodoende een nieuwe premievoorziening, die aan het einde van het oude boekjaar al een waarde kan aannemen op basis van met een grote mate van zekerheid verwachte kasstromen. Deze zekerheid ontstaat in de praktijk pas op 31 december, de datum waarop de uitschrijvingsperiode voor verzekerden sluit. De waarde voor de premievoorziening ultimo boekjaar doet zich dan ook voor als premievoorziening aan het begin van het nieuwe boekjaar.