Antwoord
In artikel 1:121 is het Nederlandse bonusplafond voor de financiële sector geregeld. De hoofdregel van het bonusplafond is in het eerste lid opgenomen. Een financiële onderneming mag aan natuurlijke personen werkzaam onder haar verantwoordelijkheid geen variabele beloningen toekennen die meer bedragen dan 20% van de vaste beloning op jaarbasis. Dit bonusplafond is van toepassing op alle werknemers van de onderneming en niet alleen op ‘identified staff’.
Het vijfde lid voorziet in een uitzondering op deze hoofdregel voor in Nederland gevestigde moedermaatschappijen van internationale groepen. Op deze moedermaatschappijen kan een bonusplafond van 100% van toepassing zijn. Artikel 1:121, vijfde lid, Wft bepaalt dat personen die werken voor de moedermaatschappij in Nederland van dit afwijkende bonusplafond gebruik mogen maken indien:
- ten minste 75% van het totaal aantal werknemers vallend onder de verantwoordelijkheid van de groep;
- in de afgelopen vijf jaar;
- gedurende ten minste drie jaar voor ten minste 50% van hun tijd in het buitenland werkzaam is geweest.
De volgende punten verdienen nadere toelichting:
Dient de moedermaatschappij in NL de hoogste entiteit van de wereldwijde groep te zijn?
Nee. Van belang is dat er in de groepsstructuur binnen de Europese Economische Ruimte geen hogere moedermaatschappij is boven de Nederlandse moedermaatschappij. De Nederlandse moedermaatschappij hoeft dus niet de hoogste maatschappij wereldwijd te zijn, zolang zij maar hoofd van de Europese groep is.
Dient de holding een vergunninghoudende entiteit te zijn?
De aan het hoofd van de groep staande groepsonderneming hoeft zelf geen (Wft)vergunning te hebben als bijvoorbeeld bank of beleggingsonderneming, maar dat kan wel.
Wanneer vangt de vijfjaarsperiode aan?
Deze vangt aan vijf jaar voorafgaand aan het moment dat de uitzondering wordt toegepast. Als in die vijf jaar ten minste drie jaar meer dan 75% van het totale personeel van de groep buiten Nederland werkt, kan de uitzondering worden toegepast. Een holding hoeft niet eerst minimaal drie jaar in Nederland te zijn gevestigd om van de uitzondering gebruik te maken. Tevens hoeven de drie jaar niet opeenvolgend te zijn.