Wat is een antecedent?
Bij de toetsing op betrouwbaarheid en geschiktheid doet DNB onderzoek naar antecedenten van de betrokkene. Er worden vijf categorieën antecedenten onderscheiden:
- Strafrechtelijke antecedenten, zoals veroordelingen, transacties, (voorwaardelijk) sepot of vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging.
- Financiële antecedenten, zoals belangrijke persoonlijke of zakelijke financiële problemen en faillissementen.
- Toezichtantecedenten, zoals onjuist of onvolledig informeren van de toezichthouder, een geweigerde vergunning of een opgelegde (in)formele maatregel.
- Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten, zoals persoonlijke of zakelijke vergrijpboetes van de Belastingdienst.
- Overige antecedenten, zoals een tuchtrechtelijke maatregel of een arbeidsconflict.
Voor antecedenten geldt een doorlopende meldplicht. Wat houdt dat in?
Antecedenten worden bij de aanvangstoetsing gemeld via het betrouwbaarheidsformulier en waar nodig voorzien van een toelichting. De te toetsen kandidaat dient dit formulier volledig en naar waarheid in te vullen. Geschiktheid en betrouwbaarheid is verder een doorlopende eis. Dit houdt in dat onder toezicht staande instellingen en de betreffende beleidsbepalers verplicht zijn om onmiddellijk nieuwe antecedenten te melden.
Twijfelt u of er sprake is van een nieuw antecedent? De vuistregel is dat relevante gebeurtenissen beter te veel dan te weinig kunnen worden gemeld. Openheid van zaken is een verzachtende omstandigheid die wordt meegenomen in de beoordeling. Voor het melden van antecedenten of bij vragen hierover kunt u contact opnemen met het Expertisecentrum toetsingen via toetsing.expertisecentrum@dnb.nl.
Antecedenten die bestaan uit toezichtmaatregelen van DNB mag u bekend bij DNB veronderstellen en hoeft u daarom niet te melden bij DNB. Daarentegen dient u (in)formele maatregelen van andere toezichthouders (zoals de AFM, de ECB of een buitenlandse toezichthouder) wel te melden.
Hoe gaat DNB om met antecedenten bij een toetsing?
Antecedenten kunnen van invloed zijn op het oordeel over de betrouwbaarheid (en in sommige gevallen ook de geschiktheid) of een redelijke aanleiding vormen tot hertoetsing. Alleen voor de zwaarste categorie strafrechtelijke antecedenten (zoals bijvoorbeeld een recente onherroepelijke veroordeling voor handel met voorwetenschap) geldt dat dit direct leidt tot het oordeel dat de betrouwbaarheid niet langer buiten twijfel staat. In alle andere gevallen zal DNB het antecedent wegen. Daarbij houdt DNB onder andere rekening met:
- in hoeverre en hoe snel openheid van zaken is gegeven
- volledigheid in de toelichting
- aard en ernst van het feit
- omvang of hoogte van de sanctie
- tijdverloop na het antecedent
- hoedanigheid van de betrokkene en de omstandigheden van het voorval of de overtreding
- hoeveelheid antecedenten, recidive of een patroon in gedragingen: antecedenten die op zichzelf niet zwaar genoeg wegen voor een negatief oordeel, kunnen wel op een later tijdstip als onderdeel van een patroon gewogen worden
Ervaring leert dat de meeste gemelde antecedenten, na weging, niet direct leiden tot een negatief oordeel over de betrouwbaarheid. In veel gevallen is sprake van een ‘nulweging’: een antecedent heeft dan geen invloed op het oordeel over de betrouwbaarheid.
Wanneer en voor wie leiden toezichtmaatregelen tot antecedenten?
Bij de vaststelling of een toezichtmaatregel jegens een onder toezicht staande instelling een antecedent vormt voor de beleidsbepalers van die instelling, kijkt DNB onder meer naar de periode en de onderliggende overtredingen waarop de maatregel betrekking heeft. De maatregel is in beginsel een antecedent voor alle (mede)beleidsbepalers die in die periode actief waren bij de instelling. De maatregel is dus geen antecedent voor bestuurders of commissarissen die bij oplegging van de maatregel actief zijn maar dat nog niet waren ten tijde van het onderliggende feitencomplex. Omgekeerd geldt ook dat de maatregel wel een antecedent is voor wie ten tijde van de aanleiding van de maatregel actief was, maar inmiddels geen beleidsbepaler meer is bij de onder toezicht staande instelling.
Ontstaat er bij inzet van een informele maatregel door DNB een toezichtantecedent?
Ja, de inzet van een informele maatregel, of althans de onderliggende overtreding(en), geldt als een toezichtantecedent.
Relevante overtredingen van (toezicht-)wetgeving kunnen overigens, ongeacht de vraag of hiervoor een (informele) maatregel is opgelegd, worden meegewogen bij de (her)beoordeling van de vereiste geschiktheid en betrouwbaarheid.
DNB kent twee soorten informele maatregelen: de waarschuwingsbrief en het norm-overdragend gesprek. DNB zet deze informele maatregelen in (soms in combinatie met een formele maatregel) wanneer bij een instelling een overtreding is geconstateerd. Dit betekent dat er bij de inzet van een informele maatregel altijd sprake is van een overtreding. Deze overtreding geldt als een toezichtantecedent.
Ontstaat bij de inzet van informele maatregelen door andere toezichthouders ook een antecedent?
Ook de inzet van informele maatregelen van de AFM geldt als een toezichtantecedent. Bij informele maatregelen van andere (Nederlandse of buitenlandse) financiële toezichthouders is in de regel ook sprake van een antecedent, wanneer dit redelijkerwijs van belang kan zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid of geschiktheid. Bij twijfel geldt dat u beter teveel dan te weinig kunt melden, (gebrek aan) openheid van zaken is een wegingsfactor.
Kan ik bezwaar maken tegen de kwalificatie als antecedent?
Nee. De kwalificatie van een gebeurtenis als antecedent volgt uit de wet en niet uit enig besluit van DNB. Het is daarom geen besluit waar bezwaar en beroep tegen openstaan. Wanneer DNB na weging van het antecedent (of meerdere antecedenten) tot een oordeel in een (her)toetsing komt, volgt in beginsel wel een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat.