Normaliter negatieve relatie tussen AIQ en conjunctuur
Het feit dat de AIQ tijdens de coronacrisis constant is gebleven, is opmerkelijk.
Normaal gesproken loopt de AIQ fors op tijdens een crisis. Deze negatieve relatie met de stand van de conjunctuur wordt in belangrijke mate gedreven door de hoge kosten die gepaard gaan met het aanpassen van het personeelsbestand, zoals kosten voor ontslag, werving en selectie, en inwerken. Daarnaast hebben cao’s vaak een looptijd van meerdere jaren. Als gevolg van beide aspecten vallen er tijdens een crisis (initieel) minder ontslagen en blijft het brutoloon onveranderd, waardoor de AIQ stijgt. In de eerste fase van de conjuncturele opgang wordt juist minder personeel aangenomen en neemt de AIQ af. Economische schokken worden daarmee vooral opgevangen door bedrijven via de operationele winst.
In het crisisjaar 2009 steeg de AIQ van de marktsector bijvoorbeeld met 4 procentpunt tot 78,0%. Destijds daalde de operationele winst van bedrijven met EUR 16 miljard tot EUR 66 miljard in 2009. De totale beloning van arbeid nam daarentegen slechts af met EUR 1 miljard tot EUR 233 miljard. Vergelijkbaar met 2009 is in het cisisjaar 2020 het reële bbp met 3,8% gekrompen. Ook ditmaal is dat niet ten koste gegaan van de beloning van arbeid. Het inkomen van werkenden steeg vorig jaar zelfs met EUR 4 miljard. Groot verschil met 2009 is dat de economische krimp niet ten koste is gegaan van de operationele winst, deze nam namelijk licht toe, met EUR 0,5 miljard.
Twee oorzaken voor stabiele AIQ
Het atypische patroon van de AIQ in 2020 houdt verband met twee factoren: de steunmaatregelen van de overheid en de asymmetrische doorwerking van de pandemie.
Steunmaatregelen stutten bedrijfswinst
Met de steunmaatregelen heeft de overheid de economische schade van de pandemie verzacht voor bedrijven en werkenden. In 2020 ontvingen niet-financiële vennootschappen in totaal EUR 31 miljard aan subsidie. Dat is een stijging van EUR 23 miljard. De steun bestond vooral uit een tegemoetkoming voor loonkosten en vaste lasten. Zonder overheidssteun zou de operationele winst fors lager zijn uitgevallen, met als gevolg een stijging van de AIQ.
Ook na de financiële crisis in 2008 heeft de overheid de economische schade verzacht met steunmaatregelen. Anders dan in 2020 betrof een belangrijk deel van de steun destijds kapitaalinjecties voor de financiële sector, waar de crisis in eerste instantie ontstond. De subsidie voor niet-financiële vennootschappen steeg daarentegen in 2009 met slechts EUR 1 miljard vergeleken met 2008.
Asymmetrische doorwerking pandemie
Meer dan bij eerdere crises is het bedrijfsleven asymmetrisch geraakt door de coronacrisis: waar sommige bedrijven en sectoren hard zijn geraakt, hebben andere bedrijven veel minder last gehad of zelfs geprofiteerd. Vooral in de dienstensectoren met veel fysieke contacten is de winst onder druk komen te staan. Zo is de operationele winst afgenomen met 12% in de sector vervoer en opslag; 42% in de horeca; en 26% in de overige zakelijke dienstverlening, waar ook reisbureaus onder vallen. Aan de andere kant is de winst met 9% toegenomen in de handel. Bedrijven in de handel, met name detaillisten, hebben tijdelijk geprofiteerd van een hogere vraag. Door de contactbeperkende maatregelen konden huishoudens minder diensten consumeren, wat ze deels gecompenseerd hebben via hogere uitgaven aan bijvoorbeeld sportkleding en elektrische apparaten. Ook bouwbedrijven zagen de vraag flink aantrekken, met als gevolg een stijging van de operationele winst van 32%. De stijging van de AIQ in hard getroffen sectoren is zodoende gecompenseerd door een daling in sectoren die zich in 2020 juist gunstig hebben ontwikkeld (Figuur 2).
Figuur 2 - Verandering AIQ per bedrijfstak in 2020 t.o.v. 2019
Procentpunt