Ons pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers: AOW, het pensioen dat werkenden verplicht opbouwen via hun werkgever en de vrijwillige persoonlijke inkomensvoorzieningen. Het huidige pensioenstelsel heeft een aantal kwetsbaarheden. Daarom gaat het binnenkort veranderen. De Eerste en Tweede Kamer hebben een wetsvoorstel aangenomen om de Pensioenwet te wijzigen.
Het eerste deel van het pensioen is het basisinkomen van de overheid volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW). Iedereen die in Nederland woont of werkt bouwt dit deel van het pensioen op. De overheid past de hoogte van de AOW elk jaar aan op basis van de ontwikkeling van het minimumloon. Vroeger kreeg iedereen vanaf zijn of haar 65e AOW. Nu is dat anders: de AOW-leeftijd stijgt mee met de levensverwachting van een gepensioneerde in Nederland. Met de huidige levensverwachting krijgt iedereen die na februari 1957 is geboren op zijn of haar 67e AOW. Waarschijnlijk stijgt de levensverwachting verder. Hierdoor stijgt ook de AOW-leeftijd. Een stijging van de AOW-leeftijd wordt vijf jaar voor ingang bekend gemaakt. In 2028 wordt de AOW-leeftijd bijvoorbeeld verhoogd naar 67 jaar en drie maanden.
De tweede pijler: pensioen via het werk
De meeste werkenden bouwen verplicht aanvullend pensioen via hun werkgever. Zowel de werkgever als de werknemer betalen pensioenpremie aan een pensioenuitvoerder, meestal aan een pensioenfonds. Pensioenfondsen beleggen het geld van de premies in bijvoorbeeld aandelen, vastgoed of obligaties. Hierdoor kan het vermogen van de pensioenfondsen groeien. Op die manier kunnen ze later het pensioen uitbetalen. De veranderingen in het pensioenstelsel betreffen deze pijler.
De derde pijler: vrijwillig persoonlijk pensioen
Naast de AOW en het verplichte pensioen via de werkgever kunt u zelf voor extra pensioen zorgen. Bijvoorbeeld met een levensverzekering of door banksparen. Ook zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en andere ondernemers kunnen kiezen om zo voor hun pensioen te sparen. Zij bouwen niet via een werkgever pensioen op.
Rol van DNB bij toezicht op pensioenfondsen
DNB houdt toezicht op de pensioenfondsen en kijkt daarbij naar drie dingen:
Financiële positie Houdt een pensioenfonds zich aan de wettelijke financiële spelregels? Bijvoorbeeld op het gebied van de beleggingen, de premie en het verhogen of verlagen van de pensioenen?
Bedrijfsvoering Is de inrichting van de administratie op orde?
Bestuurders Zijn de bestuurders geschikt voor hun functie en staat hun betrouwbaarheid buiten twijfel? U mag alleen bestuurder worden als u goedkeuring heeft gekregen van DNB.
Hoeveel geld hebben pensioenfondsen nodig?
In het huidige stelsel geeft de dekkingsgraad aan of een pensioenfonds genoeg vermogen heeft om nu en straks alle pensioenen uit te keren. Om de dekkingsgraad te berekenen moet u weten hoeveel vermogen een pensioenfonds nodig heeft om nu en in de toekomst alle pensioenen te kunnen betalen. Hiervoor gebruiken pensioenfondsen de rekenrente. Hoe hoger de rekenrente, hoe minder vermogen ze nodig hebben. Hoe lager de rekenrente, hoe meer vermogen ze nodig hebben.
Waarom komt er een nieuw pensioenstelsel?
Het pensioenstelsel nu heeft een aantal kwetsbaarheden:
Pensioenfondsen doen een belofte over de hoogte van het pensioen aan de mensen die deelnemen aan het fonds. Pensioenfondsen beleggen om de beloofde pensioenen later uit te kunnen betalen. Maar beleggen brengt risico’s met zich mee: als rendementen tegenvallen kunnen pensioenfondsen de belofte niet waarmaken. Een belofte die niet wordt waargemaakt, schaadt het vertrouwen in het pensioenstelsel.
Tegenover de persoonlijke beloftes die een pensioenfonds doet, staat bovendien één gezamenlijke pot met beleggingen. Dit leidt tot discussie tussen deelnemersgroepen in het fonds over welk deel van de gezamenlijke pot bij wie terecht komt. Bijvoorbeeld tussen jongeren en ouderen.
Door één pot met beleggingen voor iedereen te gebruiken, staan jongeren en ouderen daarnaast voor een groot deel bloot aan dezelfde beleggingsrisico’s. Dit terwijl jongeren, die nog ver van hun pensioen zitten, meer beleggingsrisico’s kunnen dragen dan ouderen.
Mensen blijven veel minder dan vroeger hun hele leven bij dezelfde werkgever. Maar het pensioenstelsel gaat daar nog wel van uit. Werkenden die halverwege hun carrière het pensioenfonds verlaten omdat zij als zelfstandige aan de slag gaan, bouwen bijvoorbeeld te weinig pensioen op voor de pensioenpremie die zij inleggen. Het pensioenstelsel sluit daarom niet goed aan op de veranderde arbeidsmarkt.
‘Onze belangen lopen niet uiteen. Wij willen allemaal een ordentelijke en rechtvaardige transitie naar een nieuw toekomstbestendig pensioenstelsel. Een stelsel dat aansluit bij de huidige arbeidsmarkt en dat minder conflicten kent tussen generaties.’ Gita Salden op het jaarcongres Pensioenfederatie.
In het tweede kwartaal van 2024 is de dekkingsgraad van de pensioensector verbeterd ten opzichte van het vorige kwartaal. Dit komt doordat de waarde van de beleggingen minder is afgenomen dan de waarde van de verplichtingen.
Pensioenfondsen boekten dankzij de wereldwijd sterk gestegen beurzen over eerste kwartaal van 2024 forse koerswinsten van bijna € 36 miljard op hun beleggingen in aandelen en participaties, zo blijkt uit macro-economische cijfers van DNB.
Nederlandse huishoudens kunnen na pensionering ongeveer 60% van het eerdere inkomen vervangen met AOW en aanvullende pensioenen. Als ook spaargeld wordt meegenomen gaat het om 63%. Soms kiezen mensen er bewust voor om het totale vermogen inclusief overwaarde in de eigen woning ook aan te wenden...
Om de gebruiksvriendelijkheid van onze website te optimaliseren, maken wij gebruik van cookies. Lees meer over de cookies die wij gebruiken en de gegevens die we daarmee verzamelen in onze cookie-policy.