Inflatieverschillen horen erbij
In januari 2025 was de inflatie in Nederland 3,0%, terwijl het gemiddelde in het eurogebied op 2,5% lag. Verschillen in inflatie tussen de eurolanden sinds de invoering van de euro in 1999 zijn niet ongewoon. Ze functioneren als aanpassingsmechanisme binnen het eurogebied en helpen bij het herstellen van evenwichten na economische schokken. Maar met name sinds 2020 is het inflatieverschil met 0,8 tussen Nederland en het eurogebied procent fors hoger dan voor de pandemie.
Liever niet langdurig
Als de onderlinge inflatieverschillen groot zijn en lang aanhouden, kunnen ze problematisch zijn. Ze leiden tot scheve economische verhoudingen die niet door wisselkoersaanpassingen kunnen worden rechtgetrokken. Landen in het eurogebied hebben immers geen eigen wisselkoers meer. Ook het aanpassen van de gezamenlijke rente helpt weinig aan inflatieverschillen tussen landen, omdat de rente zich richt op de gemiddelde inflatie in het gehele eurogebied.
Hoge inflatie kan ongewenste effecten hebben
Door de relatief hoge inflatie in Nederland is de reële rente bij ons lager dan in eurolanden waar de rente beter past bij het inflatiecijfer. Een langdurig lage reële rente kan schuldcreatie en risicovolle beleggingen stimuleren, bijvoorbeeld in activa die bescherming bieden tegen inflatie, zoals onroerend goed. Zo kan de relatief lage reële rente eraan bijdragen dat huizenprijzen in Nederland harder stijgen dan in het eurogebied als geheel.
Ook kunnen de inflatieverwachtingen van huishoudens en bedrijven door een aanhoudende hoge inflatie toenemen, wat het rentebeleid van de Europese Centrale Bank (ECB) nog minder passend zou maken voor ons land. Het kan de perceptie van een lage reële rente versterken en de bestedingen verder stimuleren. Hierdoor wordt de economische krapte, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, groter en daarmee de opwaartse druk op de lonen ook. In zo’n scenario kan het inflatieverschil tussen Nederland en de rest van het eurogebied nog meer toenemen.
Dergelijke onevenwichtigheden zullen uiteindelijk door marktkrachten worden gecorrigeerd. Dat kan geleidelijk gaan, als oplopende prijzen de koopkracht uithollen en hogere lonen en een stagnerende export de winsten van bedrijven aantasten. Dit zet vervolgens een rem op de bestedingen en investeringen waardoor de inflatiedruk vermindert. Maar het kan in een ongunstig scenario ook hard worden afgedwongen door een terugval in de economische groei of door een recessie. Bijvoorbeeld als de hoge inflatie en kostenstijgingen leiden tot faillissementen van bedrijven. Als hierdoor de werkloosheid stijgt, zal ook de loongroei afnemen.
Oorzaken inflatieverschil
Het is dus belangrijk dat de inflatie in Nederland niet langdurig hoog blijft. Daarbij is het goed om te weten dat er economische redenen zijn voor de hoge inflatie in Nederland die we nu zien. Allereerst is bij ons de productiviteitsgroei in de maakindustrie hoger dan gemiddeld in het eurogebied. Dit leidt tot hogere lonen in deze sector die op hun beurt tot hogere lonen kunnen leiden in andere sectoren, zoals de dienstensector, waar de productiviteit lager is. Daarnaast is Nederland sterk afhankelijk van de wereldhandel. Externe schokken, zoals schommelingen in de gasprijs, hebben een grotere invloed op de Nederlandse inflatie. Ook heeft de Nederlandse economie sinds 2019 een hogere outputgap (het verschil tussen de huidige productie en de potentiële productiecapaciteit) dan de rest van het eurogebied. Dit wijst op een oververhitte economie, wat leidt tot een krappe arbeidsmarkt en hogere lonen, wat de inflatie verder aanjaagt. Tot slot, spelen ook incidentele prijsverhogingen een rol bij de relatief hoge Nederlandse inflatie, zoals accijnsverhogingen op tabak en alcohol in 2024, en huurverhogingen.
Wat te doen?
Om de inflatie onder controle te houden, zijn zowel langetermijn- als kortetermijnmaatregelen nodig. Voor de langere termijn, kunnen investeringen en hervormingen de potentiële groei verhogen. Rapporten van Draghi (2024) en Letta (2024) doen concrete aanbevelingen om de productiviteit in Europa te bevorderen. Daardoor kunnen productiviteits- en daarmee inflatieverschillen tussen landen kleiner worden. Daarnaast kan de overheid op korte termijn helpen de inflatie te beperken door middel van belasting- en begrotingsbeleid. Als de overheid te veel geld uitgeeft, kan dit de economie verder oververhitten.
Tijdelijke inflatieverschillen binnen het eurogebied zullen er altijd zijn en helpen bij het herstellen van evenwichten na economische schokken. Maar langdurige inflatieverschillen leiden tot hogere inflatieverwachtingen en economische onevenwichtigheden. Daarom is het zaak om dat te voorkomen.