De wereldgeschiedenis kent jaartallen die gegrift staan in ons collectieve geheugen. Dat gaat vanwege de ongekende agressie van Rusland in Oekraïne ongetwijfeld ook gelden voor het jaar 2022. Op een heel ander niveau en dichter bij huis is de hard gestegen inflatie bepalend voor dit bijna voorbije jaar. Hogere inflatie kost burgers koopkracht en doet ook bedrijven pijn. Wat kunnen we daaraan doen in 2023?
Desinflatie
Soms gebeurt er op je eigen werkterrein iets wat je eigenlijk niet voor mogelijk had gehouden. De inflatiesprong van 1,4% in juli vorig jaar naar 17,1 % in september dit jaar is voor mij zoiets. Bij de huidige hoge niveaus – niet meer gezien sinds de jaren zeventig - ligt er een belangrijke taak voor centrale bankiers om die inflatie de kop in te drukken, naar de doelstelling van 2%.
Die terugweg naar 2% - desinflatie spreken we dan van – zal in 2023 nog niet worden voltooid. Cijfers zo extreem als 17% verwacht ik niet snel terug te zien, maar de weg omlaag is lang. Voor 2023 ramen we op dit moment bijna 5% inflatie, een terugkeer richting 2% voorzien we niet voor 2025. De energieprijzen liepen vorig najaar al op, maar schoten na de Russische inval in Oekraïne eind februari pas echt hard omhoog. De Europese Centrale Bank (ECB) kan de prijzen van gas en olie niet beïnvloeden, maar energieprijzen zijn nu wel aan het dalen. Waardoor ook de inflatie de weg naar beneden heeft ingezet.
Maar daarmee is het probleem niet als vanzelf verdwenen. De onderliggende ‘kerninflatie’ - zonder energie- en voedselprijzen - is de afgelopen tijd gestaag opgelopen. De vraag naar producten is na het einde van de coronabeperkingen toegenomen, terwijl het aanbod nog herstellende is. Dit heeft voor flinke extra prijsdruk gezorgd. Daarnaast werken de stijgende energieprijzen met een vertraging door in andere producten. Ook zullen de stijgende lonen de productiekosten verhogen, wat de hoge inflatie hardnekkiger maakt.
Met een touwtje sturen
Het afgelopen decennium hadden we een heel ander probleem, de inflatie was met niveaus tussen de 1,2% en 1,5% structureel te laag. De ECB heeft in die periode alles uit de kast getrokken, maar het bleek bijzonder moeilijk om de inflatie op een hoger peil te krijgen. Het is alsof we de inflatie met een touwtje sturen. Duwen tegen een touwtje (inflatie omhoog brengen) heeft vaak minder effect dan trekken aan een touwtje (als de inflatie te hoog is).
Begin dit jaar is de ECB begonnen met het stap voor stap afbouwen van stimuleringsmaatregelen. Eerst zijn de aankopen van obligaties stopgezet, gevolgd door vier forse renteverhogingen. Ook komend jaar zullen we het monetaire beleid verder verkrappen. Op korte termijn zal dat onvermijdelijk bijdragen aan economische pijn, nog bovenop wat we al voelen in de supermarkt en zien op onze energierekening. Kerninflatie zal zonder een langdurig touwtrekken simpelweg onvoldoende dalen. Met renteverhogingen zorgen we voor genoeg afkoeling van de economie om de inflatie omlaag te brengen. Uiteindelijk is dat van essentieel belang voor gezonde economische groei. Hoe snel dat proces van desinflatie zal verlopen, hangt van veel factoren af, maar ik denk eerder aan volharding dan aan overrompeling. Het tempo wordt ook bepaald door andere spelers: overheden en sociale partners.
Samenspel
Inflatie bedwingen we het meest effectief in een samenspel tussen monetair beleid van centrale banken, begrotingsbeleid van overheden en loon-prijsbeleid zoals werkgevers en werknemers dat samen afspreken. Die drie moeten elkaar niet ondermijnen maar ondersteunen.
Monetair beleid werkt – weten we uit onderzoek - met een vertraging van anderhalf tot twee jaar. Als gevolg van onze aangekondigde verkrapping, lopen rentes sinds begin dit jaar flink op. Ik verwacht daarmee dat de eerste effecten van ons beleid op de inflatie zichtbaar worden vanaf de zomer van 2023.
Gelukkig werkt overheidssteun aan burgers en bedrijven bij hoge energierekeningen veel sneller. Punt is wel dat dit het verlies aan koopkracht alleen compenseert. Het is geen structurele oplossing voor hoge inflatie. Sterker nog, overmatig brede en ongerichte overheidssteun is olie op het inflatievuur. Daarom moet steunbeleid tijdelijk zijn, gericht zijn op diegenen die dat het hardst nodig hebben, en moet er dekking voor worden gevonden op de rijksbegroting.
De laatste factor die de inflatiebestrijding idealiter ondersteunt maar in het slechtste geval ondermijnt, is wat werkgevers en werknemers afspreken over de lonen. Die kunnen en moeten wat mij betreft verder omhoog, om bij te dragen aan koopkrachtbehoud. Balans is hierbij cruciaal. Bedrijven kunnen zich bij een doorschietende loongroei gedwongen zien om hun prijzen te verhogen. Wat weer kan leiden tot hogere looneisen. Dat haasje-over-effect moeten we voorkomen.
Gematigd monetarisme
De opdracht voor de ECB is helder: de inflatie moet terug naar 2%. Daarvoor zullen we de rente in 2023 verder verhogen en de ECB-balans afbouwen. We verkrappen het monetaire beleid. Hoe stevig dat moet, en hoe snel dat effect heeft, hangt mede af van wat overheden en sociale partners doen. Als zij afbreuk doen aan onze inspanningen, zullen wij nog harder moeten ingrijpen. De inflatie gezamenlijk omlaag brengen zal lukken als we vastberaden en vasthoudend zijn en beschikken over een lange adem. Hierbij kunnen we putten uit onze eigen historie, uit de eveneens roerige jaren zeventig. Toen kwam binnen DNB het zogeheten Gematigd Monetarisme tot stand. Met als belangrijkste les dat onafhankelijk monetair beleid een noodzakelijke maar niet altijd voldoende voorwaarde is voor prijsstabiliteit. In het verlengde van die les is dit ook vandaag mijn boodschap: centrale banken, overheden en sociale partners, we moeten het samen doen. Elkaars imperfecties corrigeren. Elkaars besluiten ondersteunen. Aan hetzelfde touw trekken.