Op dit moment heeft het bestrijden van de pandemie uiteraard de hoogste prioriteit. De dreiging van klimaatverandering blijft echter urgent en vraagt nog steeds om een transitie naar een klimaatneutrale economie. Het uitstellen van noodzakelijke maatregelen vergroot het risico op een schoksgewijze transitie, met schade voor de economie en financiële sector als gevolg. Consistent, geloofwaardig en tijdig klimaatbeleid is essentieel voor een soepele transitie. De coronacrisis die diepe sporen achterlaat in de wereldeconomie biedt een uitgelezen kans om de transitie naar een klimaatneutrale economie te versnellen en te combineren met economisch duurzaam herstel. Overheden zijn in eerste instantie aan zet om met het gevoerde beleid de kansen voor groen herstel te benutten. Centrale banken en toezichthouders spelen hierbij een ondersteunende rol.
De rol van overheden bij groen herstel
Beprijzen van CO2-uitstoot blijft economisch gezien het meest effectieve middel om de CO2-uitstoot terug te dringen en is daarmee de meest effectieve maatregel voor een groen herstel. Voor een toereikende beprijzing van CO2, dat wil zeggen voldoende voor het behalen van de internationale klimaatdoelen, zou het Europese emissiehandelssysteem (ETS), het Europese systeem voor het verhandelen van uitstootrechten van broeikasgassen, moeten worden aangescherpt en uitgebreid. Aanscherping van het ETS is nu nog belangrijker geworden, omdat het aantal ongebruikte emissierechten door de coronacrisis is toegenomen en de ETS-prijs als gevolg hiervan is gedaald. Een onstabiele ETS-prijs creëert onzekerheid voor investeerders en een lage prijs vermindert de financiële prikkel voor bedrijven om te verduurzamen. Het ETS kan worden aangescherpt door bijvoorbeeld de invoering van een prijsvloer, het (tijdelijk) neerwaarts bijstellen van uitstootplafonds of versterking van de marktstabiliteitsreserve. Verder is het belangrijk om ook voor sectoren die niet onder het ETS vallen, zoals de landbouw en de transportsector, de uitstoot adequaat te beprijzen.
Als een toereikende uitstootbeprijzing op Europees niveau uitblijft, kan Nederland ook op nationaal niveau CO2-uitstoot adequater beprijzen. Het voornemen van het kabinet om een CO2-belasting voor de industrie in te voeren is een goede stap maar niet voldoende, omdat de uitstoot van andere vervuilende sectoren, zoals landbouw, transport en de bouw, nog te weinig wordt beprijsd. Betere beprijzing kan naast directe uitstootbeprijzing ook bijvoorbeeld door de invoering van een kerosinebelasting en door kortingen voor grootverbruikers op de energiebelastingen te verminderen. Aangezien de totale energiekosten momenteel gedrukt worden door de huidige lage energieprijzen, is dit een goed moment voor betere uitstootbeprijzing.
Daarnaast kunnen overheden noodzakelijke investeringen in verduurzaming onderdeel maken van een op de middellange termijn gerichte stimuleringsagenda. De tot nu toe genomen maatregelen in het kader van corona zijn begrijpelijkerwijs met name gericht op verlichting van acute liquiditeitsproblemen. Op termijn is het echter denkbaar dat de overheid via bestedingen de vraag gaat stimuleren. Op dat moment komt vanzelf de vraag op tafel, welke investeringen uit het Nederlandse Klimaatakkoord en de Europese Green Deal zich naar voren laten halen. Investeringen waarvan duidelijk is dat deze hoe dan ook noodzakelijk zijn voor een efficiënte klimaattransitie kunnen dan de economie stimuleren en tegelijkertijd verduurzamen. Door de huidige lage rentestanden vallen de financieringskosten momenteel relatief laag uit, waardoor ook duurzame investeringen eerder rendabel zijn.
De rol van financiële instellingen bij groen herstel
Als toezichthouder spoort DNB financiële instellingen al geruime tijd aan om klimaatrisico’s te beheersen. De crisis kan voor financiële instellingen aanleiding zijn om uitgangspunten en beleidskeuzes ten aanzien van duurzaamheid en klimaatrisico’s te heroverwegen. Grote beleggers en kredietverstrekkers, waaronder Nederlandse financiële instellingen, worden namelijk geconfronteerd met hoge marktvolatiliteit en stevige koersverliezen. Zo zijn grote verliezen geleden op beleggingen in en leningen aan de olie- en gasindustrie. Financiële instellingen kunnen de huidige crisis aangrijpen om hun inzicht in de kwetsbaarheid van hun balans voor klimaat- en duurzaamheidsrisico’s te vergroten. Dit kan aanleiding zijn om hun beleggingsbeleid en kredietverlening meer in lijn te brengen met het Klimaatakkoord van Parijs. De financiële sector speelt daarnaast een belangrijke rol bij het opvangen van de economische gevolgen van het coronavirus. Zo geven banken op dit moment financieel lucht aan bedrijven en particulieren. In dit kader kunnen banken hun klanten bij het herstel uit de crisis helpen om hun bedrijfsmodel te verduurzamen.
Om activiteiten van de financiële sector in lijn te brengen met de klimaatagenda en een groen herstel te ondersteunen moeten prudentiële risico’s van klimaatverandering versneld in financiële wet- en regelgeving worden geïntegreerd. De Europese bankenautoriteit verkent op dit moment de mogelijkheid om duurzaamheidsrisico’s op te nemen in kapitaaleisen voor banken. Hiervoor is kwantitatief inzicht in deze risico’s nodig. De analyse van deze risico’s en de daaropvolgende Europese besluitvorming zou naar voren moeten worden gehaald. Ook is er meer inzicht nodig in de vraag of het huidige toezichtraamwerk sectorspecifieke duurzaamheidsrisico’s voldoende reflecteert. De onlangs door het Network of Central Banks and Supervisors for Greening the Financial System (NGFS) gepubliceerde gids over de integratie van klimaat- en milieurisico’s in prudentieel toezicht verwelkomen we in dit kader als een belangrijke ontwikkeling.
De rol van centrale banken bij groen herstel
Overheden zijn in eerste instantie aan zet om met het gevoerde klimaatbeleid de kansen voor groen herstel te benutten. Centrale banken kunnen via het monetair beleid wel een ondersteunende rol spelen die past binnen hun mandaat. De bijdrage van monetair beleid aan verduurzaming is daarbij afhankelijk van het gevoerde klimaatbeleid door overheden. Bij effectief klimaatbeleid dat leidt tot een grotere kapitaalstroom richting duurzame economische activiteiten, ‘vergroenen’ de monetaire operaties namelijk automatisch. Want een hogere vraag naar groene investeringen kan leiden tot hoger aanbod aan groene obligaties of obligaties van duurzame bedrijven, waardoor de ECB meer ruimte heeft om deze instrumenten aan te kopen. Het tegenovergestelde geldt ook: bij gebrek aan actief klimaatbeleid bevoordeelt de monetaire verruiming mogelijk de vervuilende industrieën ten opzichte van duurzame.
De ECB onderzoekt op dit moment hoe klimaatverandering een rol kan spelen in de monetaire strategie, als onderdeel van een strategie-evaluatie. Bij de uitvoering van het monetaire beleid zouden de financiële risico’s voor de centrale bank, voortvloeiend uit klimaatverandering, adequaat moeten worden gemitigeerd. Het belang hiervan is toegenomen nu de ECB door de coronacrisis een grotere rol is gaan spelen op financiële markten en in de financiering van banken. Een mogelijke risicomitigerende maatregel is om rapportages over CO2-uitstoot door bedrijven als voorwaarde op te nemen binnen de aankoopprogramma’s. Deze transparantie is nodig om de risico’s goed in te schatten en te beprijzen.