De centrale banken in het eurogebied hebben als primair mandaat prijsstabiliteit te waarborgen. In de afgelopen tien jaar heeft de ECB hieraan bijgedragen via een ruim monetair beleid, zoals de lage rente en het opkopen van obligaties. Daarnaast hebben de centrale banken een belangrijke rol gespeeld bij het dempen van de negatieve effecten van de COVID-19 pandemie op de economie middels een speciaal daarvoor in het leven geroepen opkoopprogramma.
In brede zin heeft de Nederlandse economie profijt gehad van de lage rente. Zo bleef de krimp in coronajaar 2020 beperkt tot 3,8% en was sprake van 4,8% groei in 2021. Ook is door de lage rente de kredietverlening op peil gebleven. Daarnaast heeft de overheid door de aankoopoperaties voordeel gehad van lage financieringskosten. De mate waarin is met onzekerheid omgeven, maar geschat wordt dat het voordeel circa 28 miljard euro bedraagt over de periode van 2015 tot 2021. Tegelijkertijd is het ook zo dat de lage rente uitdagingen met zich heeft meegebracht voor (pensioen)spaarders.
Inmiddels is de inflatie sterk gestegen en persistenter dan eerder gedacht. Daarom heeft de ECB al tot twee keer toe de rente verhoogd, en liggen meer renteverhogingen in de rede. Daardoor houden we rekening met verliezen voor DNB. DNB moet nu immers een hogere vergoeding op de deposito’s die banken aanhouden betalen terwijl aan de andere kant de rente-inkomsten op aangekochte obligaties gelijk blijven of slechts langzaam oplopen.
Onze kapitaalbuffers zijn omvangrijk en in staat om flinke schokken op te vangen. Voor dit jaar verwachten we een beperkt verlies, maar voor de komende jaren verwachten we aanzienlijke verliezen, met name in 2023 en 2024, waardoor de buffers flink afnemen.
Een goede kapitaalpositie is belangrijk voor een centrale bank. Mochten de buffers te klein worden of de verwachte winsten te laag blijven, dan kunnen aanvullende mogelijkheden nodig zijn om een solide balans te herstellen. In een uiterst geval kan een kapitaalstorting van de Nederlandse overheid nodig zijn.