Een alternatieve invulling van de toedelingsregels geduid als de ‘multiplicatieve methode’ in de solidaire premieregeling leidt tot herverdelingseffecten
toedelingsregels voor financieel beschermings- en overrendement tegengekomen, in de sector geduid als de multiplicatieve methode. Bij deze invulling van de toedelingsregels wordt eerst het beschermingsrendement toegekend op basis van het kapitaal aan het begin van de periode en vervolgens wordt het overrendement toegekend op basis van het kapitaal na toekenning van het beschermingsrendement.
Deze invulling van de toedelingsregels in de opbouwfase voldoet niet aan het wettelijk vereiste dat op voorhand geen herverdelingseffecten tussen leeftijdsgroepen plaatsvinden (artikel 10a, vijfde lid Pensioenwet). Doordat de grondslag voor de toedeling van beschermings- en overrendementen niet hetzelfde is in de multiplicatieve methode, leidt dit tot een herverdelingseffect.
In de uitkeringsfase is toedeling via de multiplicatieve methode wél mogelijk voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van de ingegane pensioenuitkeringen en van de opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen van pensioengerechtigden te realiseren. Daarbij geldt het wettelijke vereiste dat herverdelingseffecten alleen mogen optreden tussen de pensioengerechtigden onderling (artikel 10a, vijfde lid Pensioenwet).
Verwachte opvolging bij gebruik van de multiplicatieve methode
Het fonds zal bij gebruik van multiplicatieve toedeling van financieel beschermings- en overrendement de methode moeten aanpassen, aangezien er sprake is van een wetsovertreding. Als het niet mogelijk blijkt te zijn om voor invaren de methode aan te passen, brengt het fonds in kaart wat de herverdelingseffecten op voorhand zijn van deze methode. Als deze effecten klein zijn, kan het fonds op basis hiervan onderbouwen dat het gebruik van de methode geen impact heeft op het invaarbesluit en dat de aanpassing inderdaad na invaren kan plaatsvinden. Dat is fonds-specifiek en hangt ook af van de aannames die het fonds in de doorrekening van de transitiemaatstaven heeft gehanteerd (additief of multiplicatief).
Als de aanpassing niet voor invaren kan worden doorgevoerd, geeft DNB fondsen en pensioenuitvoeringsorganisaties zoals gebruikelijk een redelijke termijn om de methode aan te passen. Hoe langer de situatie van gebruik van de multiplicatieve methode aanhoudt, hoe groter de herverdelende effecten in de toedeling van rendementen zijn. Het uitgangspunt voor het doorvoeren van deze aanpassing is daarom ‘zo snel als redelijkerwijs mogelijk’.