Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Berekening vastekostenvereiste

Beleggingsondernemingen, beleggingsholdings, beheerders van een beleggingsinstelling en beheerders van een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) (tezamen hierna: BOBI’s) dienen voor de berekening van hun solvabiliteitseis als bedoeld in artikel 3:57 van de Wft, rekening te houden met het vastekostenvereiste (VKV). Het VKV voor deze BOBI’s wordt berekend op basis van artikel 13 van de Verordening prudentiële vereisten beleggingsondernemingen (IFR).

Gepubliceerd: 26 november 2015

Laatste update: 25 november 2024

Het VKV is één van de eigenvermogensvereisten zoals bedoeld in artikel 11 van de IFR en de vereiste solvabiliteit als bedoeld in artikel 3:57 van de Wft. Meer gedetailleerde informatie over andere eigenvermogensvereisten of solvabiliteitseisen voor BOBI’s is te vinden op de volgende Open Boek Toezicht pagina: prudentiële toets bij vergunningverlening. Het VKV heeft daarnaast ook impact op de liquiditeitseis van beleggingsondernemingen. Voor deze liquiditeitseis dienen zij een derde van het VKV aan te houden in liquide middelen. Voor meer informatie hierover, zie Liquiditeitsvereiste beleggingsondernemingen. In aanvulling op de IFR-vereisten is door de Europese Commissie Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455 opgesteld (hierna: Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455). Hierin is het VKV nader uitgewerkt.

Hoogte van het VKV

Het VKV moet op grond van artikel 13, lid 1 van de IFR ten minste één kwart (25%) van de vaste kosten minus de aftrekposten van de gecontroleerde cijfers van het voorgaande jaar bedragen. Dit houdt in dat alle betreffende balans- en winst- en verliesposten, zowel de totale kosten als de aftrekposten, gebaseerd moeten zijn op de meest recente door een accountant gecontroleerde jaarrekening.

Kortgezegd wordt het VKV als volgt berekend:

25% van (‘totale kosten conform jaarrekening’+ ‘door derden gemaakte kosten voor de onderneming die niet zijn doorbelast’- ‘aftrekposten’).

Totale kosten

Bij de vaststelling van de ‘totale kosten’ is het van belang om niet alleen de vaste kosten mee te nemen, maar ook de totale kosten na winstdeling die de onderneming in een boekjaar heeft gemaakt.
Voor ondernemingen die hun activiteiten nog geen volledig jaar hebben uitgevoerd, geldt dat zij de geschatte vaste kosten mogen gebruiken die bij hun vergunningsaanvraag zijn opgenomen in de raming voor de eerste twaalf maanden.

Kosten die gemaakt worden voor de onderneming door derden

Dit betreffen kosten die gemaakt worden voor de onderneming door derden, maar nog niet in de totale kosten van de onderneming zijn opgenomen. Indien er een uitsplitsing van de kosten van deze derde beschikbaar is, voegt de onderneming bij haar eigen kosten alleen het aandeel van die kosten dat op haar van toepassing is toe. Als zo’n uitsplitsing niet voorhanden is, wordt alleen het aandeel van de kosten van de derden, wat blijkt uit het ondernemingsplan van de onderneming, meegenomen in de totale kosten. Het gaat hierbij ook over kosten (bijvoorbeeld huisvesting, IT of gedeeld personeel) gedragen door een andere onderneming, welke niet aan de BOBI worden doorbelast en dus niet in de gecontroleerde jaarrekening van de BOBI terugkomen.

Aftrekposten

Bij het vaststellen van het VKV kunnen enkele posten uit de balans of winst- en verliesrekening mogelijk tot aftrek van de totale kosten leiden. Voor het toepassen van dergelijke aftrekposten gelden specifieke voorwaarden die volgen uit de wet- en regelgeving. Het is de verantwoordelijkheid van de BOBI om onderbouwd aan te tonen welke kosten als aftrekpost kunnen worden beschouwd. De aftrekposten zijn opgenomen in artikel 11 van de IFR en artikelen 1 en 2 van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455.
Bovenbedoelde aftrekposten dienen uitgesplitst te worden per aftrekpost in de toezichtrapportage. In de Handleiding Rapportages (Beleggingsondernemingen en fondsbeheerders) kunt u een toelichting vinden op de rapportage van de verschillende aftrekposten, de voorwaarden waaraan deze moeten voldoen en eventuele voorbeelden voor de toepassing van de aftrekposten.

Wezenlijke wijziging activiteiten

In het geval van een wezenlijke verandering in de activiteiten van BOBI’s kan DNB het VKV aanpassen, zoals voorgeschreven in artikel 13, lid 2, van de IFR. Een wezenlijke verandering van activiteiten wordt bepaald aan de hand van de volgende voorwaarden, zoals vastgelegd in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/145:

  1. Een verandering (stijging of daling) in de ondernemingsactiviteiten van de beleggingsonderneming leidt tot een verandering van ten minste 30% van de door de beleggingsonderneming geprognosticeerde vaste kosten in het huidige jaar.

  2. Een verandering (stijging of daling) in de ondernemingsactiviteiten van de beleggingsonderneming leidt tot veranderingen in de eigenvermogensvereisten van de beleggingsonderneming van ten minste € 2 miljoen gebaseerd op de geprognosticeerde vaste kosten in het huidige jaar.

Om inzicht te krijgen in grote verandering bij ondernemingen wordt in het rapportageformulier met betrekking tot het VKV daarom ook gevraagd naar de geprognotiseerde vaste kosten van het lopende boekjaar, naast de vaste kosten zoals deze in de jaarrekening zijn vastgesteld. Mochten uw kosten voor het lopende boekjaar significant afwijken van de laatste gecontroleerde kosten, kunt u een gemotiveerd verzoek aan DNB sturen voor een tussentijdse aanpassing van het VKV. Let wel, DNB is conform de IFR niet verplicht of genoodzaakt bij een wezenlijke daling van de kosten het VKV aan te passen. De beslissing op een dergelijk verzoek ligt volledig bij DNB en is afhankelijke van alle omstandigheden van de specifieke casus.

Ontdek gerelateerde artikelen