Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Risicohouding voor premieregelingen en variabele uitkeringen met één beleggingsprofiel

Factsheet

Gepubliceerd: 13 oktober 2016

Bekijk eerdere versies in het archief

Wat is de risicohouding voor een toedelingskring?

  • De risicohouding is de mate waarin een groep deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden (hierna ‘de deelnemers’) beleggingsrisico’s wil nemen om de doelstellingen te realiseren en de mate waarin deze groep beleggingsrisico’s kan lopen. De risicohouding wordt bepaald voor een pensioenfonds of voor een toedelingskring waarbinnen beleggingsrisico’s worden gedeeld. Bij de vaststelling van de risicohouding spelen de kenmerken van het fonds of de toedelingskring een rol, zoals de karakteristieken van de regeling of de wijze van risicodeling en de kenmerken van de betrokken groep deelnemers. Zo wordt ook rekening gehouden met de mate waarin de deelnemers risico lopen als gevolg van de ontwikkeling van het sterfteresultaat en de ontwikkeling van de levensverwachting.
  • Omdat het gaat om pensioenregelingen en het belegd kapitaal dus een pensioendoelstelling heeft, is voor de vast te stellen risicohouding in de Wet Verbeterde Premieregeling een relatie gelegd met de wijze waarop moet worden geïnformeerd over verwachte pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden, namelijk over de hoogte van pensioenen in een verwacht, een optimistisch en een pessimistisch scenario. Voor een premieregeling of een variabele uitkering komt de risicohouding tot uitdrukking in de maximaal aanvaardbare afwijking van het pensioen in een pessimistisch scenario ten opzichte van het verwachte pensioen in een verwacht scenario. In de opbouwfase gaat het hierbij om het verwachte pensioen op pensioendatum, in de uitkeringsfase om de afwijking van het pensioen van jaar op jaar.
  • De uitvoerder, dat wil zeggen het pensioenfonds (ook: algemeen pensioenfonds), de premiepensioeninstelling of de verzekeraar, legt de risicohouding vast waarop het beleggingsbeleid is gebaseerd. De risicohouding wordt per toedelingskring vastgelegd, omdat per toedelingskring sprake kan zijn van een specifiek beleggingsbeleid. Als sprake is van een beleggingsbeleid voor het gehele fonds of de gehele regeling bij een verzekeraar of premiepensioeninstelling dan gaat het daarbij om de risicohouding van deze collectiviteit. Is sprake van een beleggingsbeleid voor een deelgroep zoals de pensioengerechtigden in een regeling, dan wordt de risicohouding voor die deelgroep vastgelegd.
  • Omdat een Algemeen Pensioenfonds het financieel toetsingskader toepast per afgescheiden vermogen, wordt ook de risicohouding per collectiviteitskring vastgesteld dan wel per toedelingskring die binnen een collectiviteitskring beleggingsrisico’s deelt.

Voor welke regelingen moet de risicohouding worden vastgelegd?

  • De risicohouding moet worden vastgelegd voor regelingen waarin een groep deelnemers of pensioengerechtigden beleggingsrisico’s deelt, d.w.z. variabele pensioenuitkeringen op basis van één beleggingsprofiel en voor (zuivere) premieregelingen die vallen onder artikel 52 of 52a van de Pensioenwet of art 63 of 63a van de WVB). Zie: DC-regelingen.
  • Voor variabele uitkeringen met een uniform beleggingsprofiel dient de pensioenuitvoerder de risicohouding vast te stellen voor de groep gepensioneerden en deelnemers die vóór de pensioeningangsdatum zijn toegetreden tot dit collectief. Voor premieregelingen zonder beleggingsvrijheid wordt de risicohouding vastgesteld voor de deelnemers en gewezen deelnemers in de regeling. De vastgestelde risicohouding is voor deze regelingen een belangrijk uitgangspunt voor het gevoerde beleggingsbeleid.
  • Voor premieregelingen met beleggingsvrijheid stelt de pensioenuitvoerder de risicohouding vast als uitgangspunt voor het default beleggingsprofiel voor deelnemers die de verantwoordelijkheid voor de beleggingen niet over willen nemen. En ingeval van meerdere beleggingsprofielen moet de aangeboden range van beleggingsprofielen passen bij de risicohouding van de groep deelnemers in de regeling.

Vaststelling risicohouding door pensioenfondsen

  • Het bestuur van een pensioenfonds draagt in overleg met de overige organen van het fonds zorg voor vastlegging van de risicohouding. Indien sprake is van meerdere toedelingskringen waarbinnen beleggingsrisico’s worden gedeeld, wordt de risicohouding per toedelingskring vastgelegd.
  • Het bestuur van het fonds streeft ernaar hierbij zoveel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de doelstellingen, het ambitieniveau van eventuele toeslagverlening en de risicohouding, die ten grondslag liggen aan de pensioenregelingen die de vertegenwoordigers van werkgevers of werkgeversverenigingen, werknemers of werknemersverenigingen of beroepspensioenverenigingen als opdracht in uitvoering aan het pensioenfonds geven. De doelstellingen van de (beroeps)pensioenregeling zijn veelal vastgesteld in overleg met sociale partners over de regeling.

Vaststelling risicohouding door verzekeraars en premiepensioeninstellingen

  • Verzekeraars en premiepensioeninstellingen hebben een inspanningsverplichting.
  • Deze uitvoerders streven ernaar van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of hun vertegenwoordigers zo veel mogelijk duidelijkheid te krijgen over hun doelstellingen en risicohouding. Een uitvoerder kan de risicohouding ook baseren op een adequaat risicopreferentie onderzoek of overleggen met een passende vertegenwoordiging van deelnemers of gepensioneerden.

Relatie met het beleggingsbeleid

  • Op grond van de prudent person regel zie: prudent person. moet de pensioenuitvoerder een langere termijn strategisch beleggingsbeleid vaststellen dat past bij de doelstellingen van de regeling of het fonds en de vastgestelde risicohouding voor het fonds of de betreffende toedelingskring. De vastgelegde risicohouding is dus een belangrijk uitgangspunt voor het beleggingsbeleid voor de betreffende toedelingskring (of collectiviteitskring in geval van een algemeen pensioenfonds).
  • De uitvoerder toetst periodiek op basis van een scenarioanalyse of het beleggings­beleid passend is bij de vastgestelde risicohouding. En hij past het beleggingsbeleid aan, indien dat niet het geval is. Voor deze scenarioanalyse gelden dezelfde parametervoorschriften als waar ook de informatievoorschriften op zijn gebaseerd (zie artikel 23a van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen). Bij deze toetsing wordt ook rekening gehouden met de invulling van het life-cycle beginsel binnen het beleggingsbeleid.