Waarbij V(t) de horizonafhankelijke daling in jaar t voorstelt, V de vastgestelde daling is indien geen horizonafhankelijke daling wordt toegepast, en N gelijk is aan de spreidingsperiode2.
In onderstaand gestileerd voorbeeld wordt weergegeven hoe het toepassen van de looptijdafhankelijke daling in combinatie met een spreidingsperiode kan uitwerken als de gerealiseerde rendementen gelijk zijn aan het verwachte rendement. In dit voorbeeld wordt geabstraheerd van onder andere sterftekansen en disconteringseffecten. De gespreide aanpassingen van de uitkeringen vanwege het overrendement zullen in werkelijkheid namelijk enigszins afwijken als deze (actuariële) factoren worden meegenomen.
Voorbeeld 1:
Stel dat de vaste daling is bepaald op jaarlijks 2% (het verwachte overrendement), de spreidingsperiode vastgesteld is op 4 jaar, en dat het jaarlijkse overrendement telkens precies gelijk is aan het jaarlijkse verwachte overrendement. Toepassen van de looptijdafhankelijke daling en het spreiden van beleggingsresultaten leidt dan tot de volgende aanpassingen op de uitkeringen: