Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Borging datakwaliteit tijdens en na transitie

WTP Good practice

Aantoonbare borging van de datakwaliteit tijdens en na de transitie (toetsmoment 2), waaronder alle berekeningen in de transitie om te komen tot het persoonlijk pensioenvermogen.

Gepubliceerd: 12 december 2024

Bekijk eerdere versies in het archief

1. Inleiding

Een fonds moet kunnen aantonen dat de datakwaliteit voor, tijdens en na de transitie geborgd is. Een onderdeel daarvan is dat alle berekeningen in het transitieproces juist en volledig worden uitgevoerd. Met ‘juist’ wordt volgens DNB bedoeld dat:

  • het (actuarieel) omrekenformularium voor de berekeningen vooraf door het pensioenfondsbestuur is vastgesteld;
  • het (actuarieel) omrekenformularium voldoet aan de wettelijke eisen en randvoorwaarden; en
  • de berekeningen zijn uitgevoerd volgens het formularium.

Met ‘volledig’ wordt volgens DNB bedoeld dat het (actuarieel) omrekenformularium alle in de transitie te maken berekeningen omvat en dat voor alle omstandigheden is bepaald hoe de transitie zal worden uitgevoerd.1

In deze good practice worden werkzaamheden beschreven die een pensioenfonds kan uitvoeren (of laten uitvoeren door een pensioenuitvoeringsorganisatie (PUO)) om de juistheid en volledigheid van de in de transitie uitgevoerde berekeningen te borgen. In de transitie wordt dit ‘toetsmoment 2 (TM2)’ genoemd.

2. Wettelijk kader in verband met TM2

Deze good practice geeft een leidraad voor TM2. Een fonds moet kunnen aantonen dat de datakwaliteit tijdens de transitie is geborgd. Dit doet het fonds onder meer door na de transitie een externe accountant te vragen een oordeel te vellen over de juistheid en volledigheid van de transitie, zoals is geregeld in artikel 46, vierde lid, aanhef en onder sub b, Besluit uitvoering Pw en Wvb (BuPw).

Naast dit artikel uit het BuPw zijn voor TM2 van belang:

  • Artikel 150n Pensioenwet (Pw) over de omrekenmethoden en het aanwenden van het vermogen van het pensioenfonds. Hierin is de wijze waarop de rekenregels moeten worden geformuleerd wettelijk vastgelegd.
  • Artikel 21 Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (Regeling Pw) waarin de standaardregel is uitgewerkt en de wijze waarop deze moet worden toegepast.
  • Bijlage 2a van de Regeling Pw waarin de formules zoals bedoeld in artikel 21, tweede lid Regeling Pw staan beschreven.

Zie ook over TM2:

Zie ter achtergrond over toetsmoment 1 (TM1):

3. Good practice: werkzaamheden voor het borgen van de juistheid en volledigheid van de transitie

De uit te voeren werkzaamheden ter borging van de juistheid en volledigheid van de transitie kunnen worden ingedeeld in 2 fasen namelijk de voorbereidingsfase en de uitvoeringsfase. In beide fasen kunnen verschillende werkzaamheden worden onderscheiden:

Werkzaamheden in de voorbereidingsfase kunnen zijn (zie hierna paragraaf 4.1):

  1. Bepaal tijdig betrokkenheid externe accountant en certificerend actuaris
  2. Ontwikkelen van het nieuwe pensioenbeheersysteem2 (de rekenkern en de daaraan verbonden applicaties)
  3. Formuleren, valideren en vaststellen omrekenformularium
  4. Implementeren omrekenformularium
  5. Bepalen maatmensen t.b.v. controle omzetting
  6. Uitvoeren integrale controle o.b.v. schaduwberekening
  7. Inrichten en testen van het conversieprogramma
  8. Borgen van betrouwbare waardering bij tussentijds invaren

Werkzaamheden in de uitvoeringsfase zijn (zie hierna paragraaf 4.2):

  1. Vaststellen van de basisgegevens voor de transitie en toepassen van de omrekenmethode3 (stap 0)
  2. Beschikbaar vermogen bepalen voor toepassen van de standaardregel (stap 1 uit de standaardmethode4 )
  3. Toepassing van de standaardregel (stap 2 uit de standaardmethode)
  4. Het onder voorwaarden eventueel afwijken van de uitkomsten van de standaardregel (stap 3 uit de standaardmethode)

DNB vindt het een good practice als bovenstaande voorbereidende werkzaamheden en stappen worden doorlopen omdat deze de juistheid en volledigheid van de transitie borgen. Onderstaand gaan wij nader in op de verschillende onderdelen.

4. Toelichting werkzaamheden verschillende onderdelen

4.1 Voorbereiding

4.1.1 Bepaal tijdig betrokkenheid externe accountant en certificerend actuaris
Het pensioenfonds bepaalt tijdig samen met de onafhankelijke accountant en de certificerend actuaris waar betrokkenheid van de accountant en/of certificerend actuaris in de voorbereidingsfase gewenst is en welke documentatie daarvoor beschikbaar moet zijn. Na tijdige afstemming volgt het verstrekken van de opdracht aan de externe accountant (zie voor de verschillende opdrachten paragraaf 4.2).

Met het toepassen van deze stap, schakelt het pensioenfonds vroegtijdig een externe accountant en certificerend actuaris in ter controle van de werkzaamheden bij de uitvoering van de transitie.

4.1.2 Ontwikkeling van het nieuwe pensioenbeheersysteem
Het pensioenfonds voert risicoanalyses uit op de nieuwe en/of gewijzigde processen binnen het pensioenbeheersysteem. Deze risicoanalyse wordt uitgevoerd vanuit het perspectief van de nieuwe regeling. Het fonds vertaalt vervolgens de impact van de aanpassingen naar de beheersingsomgeving zoals die is opgenomen in een Standaard ISAE-3402.

Het pensioenfonds verkrijgt waar nodig een Type I verklaring (opzet en bestaan) voor de live-gang van de nieuwe pensioenregeling. Naast de nieuwe en/of gewijzigde processen zijn er nog andere aandachtspunten die worden meegenomen in de voorbereiding van het nieuwe beheerssysteem5. Gedacht kan worden aan:

  • assurance over de invaarstraat;
  • assurance over het nieuwe pensioenbeheersysteem;
  • opdracht voor toetsing van onderdelen van het pensioenbeheersysteem aan een register IT-auditor;
  • beschikbaarheid van de uitkomsten van de assurance voorafgaand aan de finale Go/No-go over beheerst kunnen invaren; en
  • indien van toepassing, een gezamenlijke opdrachtverstrekking bij multi-client PUO.

4.1.3 Formuleren, valideren en vaststellen omrekenformularium
De toe te passen rekenregels worden geformuleerd, gevalideerd en vastgelegd in het (actuarieel) omrekenformularium. Het is van belang om dit formularium uit te werken vanuit het implementatieplan naar een gedetailleerde uitwerking om te komen tot de “bouwspecificaties” voor de pensioenadministratie. De sleutelfunctiehouder Actuarieel en/of de certificerend actuaris kunnen aan de voorkant andere sleutelfunctiehouder(s) betrekken om de bouwspecificatie te valideren. Vervolgens worden de rekenregels door het pensioenfondsbestuur vastgesteld.

Bij het vaststellen van de rekenregels door het pensioenfondsbestuur geldt dat:

  • De vastgestelde rekenregels zijn opgenomen in het implementatieplan.
  • De rekenregels volledig zijn; alle (soorten) verplichtingen zijn meegenomen, voor alle waarderingselementen zijn complete rekenregels bepaald.
  • De rekenregels zowel de standaardregel als de afwijkingen daarop o.b.v. artikel 150n, vijfde lid Pw (t.b.v. gelijke aanpassingen pensioenuitkeringen) en artikel 150n, zesde lid Pw (t.b.v. evenwichtigheid) omvatten.
  • De rekenregels bepalen wat ‘juist’ is in de context van artikel 46, vierde lid, sub b, BuPw.

4.1.4 Implementeren omrekenformularium
Het (actuarieel) omrekenformularium wordt vervolgens juist en volledig geïmplementeerd en getest. Belangrijk hierbij is de aantoonbaarheid van de uitgevoerde werkzaamheden in dit proces. Voorgaande vereist een goede vastlegging van de uitgevoerde werkzaamheden om te komen tot een ‘audit trail’.

Een pensioenfonds doorloopt verschillende stappen om te komen tot een ‘audit trail’. Daartoe legt het pensioenfonds de volgende stappen vast:

  • Formuleren en valideren rekenregels conversieprogramma.
  • Bepalen maatmensen t.b.v. controle van de juistheid en volledigheid van de omzetting.
  • Uitvoeren van een schaduwberekening t.b.v. controle omzetting.
  • Inrichten en testen van het conversieprogramma t.b.v. omzetting.

4.1.5 Bepalen maatmensen t.b.v. controle omzetting
Als onderdeel van TM1 heeft het pensioenfonds risicogroepen bepaald. Op basis van deze risicogroepen en de waarderingsregels identificeert het pensioenfonds risicogroepen m.b.t. TM2. De risicogroepen vormen de basis voor een set maatmensen. Deze maatmensen gebruikt het pensioenfonds om steekproeven of deelwaarnemingen uit te voeren. Onder andere ter mitigatie van het risico dat bestaat bij conversie naar het persoonlijk pensioenvermogen (PPV). Het risico van de conversie naar het PPV is dat deelnemers een onjuist PPV krijgen door het toepassen van onjuiste rekenregels. Het pensioenfonds beoordeelt hoe het dit risico kan mitigeren met beheersmaatregelen. Het pensioenfonds kijkt hoe het (geautomatiseerd) kan controleren dat de conversie juist en volledig heeft plaatsgevonden.

Bij het bepalen van de maatmensen doorloopt een pensioenfonds de volgende stappen:

  • Op basis van het profiel van het pensioenfonds, events, klachten en/of incidenten stelt het fonds vast welke maatmensen relevant zijn voor de omrekening/ omzetting/ conversie. Beoordeel vanuit het omrekenformularium de aandachtspunten.
  • Het fonds gaat na of er maatmensen zijn die door combinatiefactoren (DRI-en) tot een verhoogde complexiteit leiden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan deelnemers die een dienstverband hebben bij een werkgever, maar ook deels arbeidsongeschikt zijn. Vervolgens gaat het fonds na of deze hogere complexiteit bij het toepassen van het omrekenformularium leidt tot meer kans op fouten.
  • Het fonds bepaalt of er op basis van de pensioenregeling aanvullende maatmensen zijn te identificeren en of deze bij het toepassen van het omrekenformularium leiden tot een extra waarderingsmoment. Hierbij kan worden gedacht aan wijzigingen in de pensioenregeling, zoals een gewijzigde leeftijd voor wezenpensioen van maximaal 21 jaar in de huidige regeling naar 25 jaar in de nieuwe regeling, of aan voorwaardelijke onderdelen in de huidige regeling, zoals ANW Compensatiepensioen tot aan AOW-leeftijd. Het fonds beoordeelt of dit bij het toepassen van het omrekenformularium leidt tot (aanvullende) aandachtspunten bij de conversie naar het PPV.
  • Tot slot toets het fonds op basis van een risico-inventarisatie of er nog aanvullende risico’s zijn die tot extra maatmensen leiden.

Deze analyse leidt tot een set maatmensen. Het pensioenfonds volgt de maatmensen tijdens de omzetting. Het pensioenfonds voert voor deze maatmensen een handmatige narekening uit op basis van het omrekenformularium. Zo toont het pensioenfonds aan dat het omrekenformularium juist en volledig is toegepast.

4.1.6 Uitvoeren integrale controle o.b.v. schaduwberekening
Een pensioenfonds kan een integrale controleberekening uitvoeren op basis van een schaduwberekening in een aparte omgeving. Het doel is vervolgens om de uitkomsten vanuit de conversie (en toepassen van stap 1 tot en met 3 van de standaardregel) te confronteren met de uitkomsten van de schaduwberekening.

4.1.7 Inrichten en testen van het conversieprogramma
Het pensioenfonds bereidt het conversieprogramma voor dat wordt gebruikt voor de transitie naar PPVs. De juiste en volledige werking van de conversieprogrammatuur wordt voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering van de transitie vastgesteld. Het pensioenfonds is eindverantwoordelijk hiervoor. Daarbij kan het pensioenfonds steunen op het advies van zijn sleutelfunctiehouders (actuarieel, risicobeheer en/of interne audit,) en/of een (extern) oordeel over de correcte werking van de conversieprogrammatuur van de PUO.

De kaders voor het inrichten en testen van het conversieprogramma zijn:

  1. Het pensioenfonds gebruikt het door het pensioenfondsbestuur vastgestelde (actuarieel) omrekenformularium.
  2. Het pensioenfonds zorgt voor de inrichting van de toepassing met deze parameters en rekenregels.
  3. Het pensioenfonds gaat na of deze toepassing conform het (actuarieel) omrekenformularium is ingericht.
  4. Het pensioenfonds stelt een test-set van maatmensen samen die representatief is voor de deelnemerspopulatie.
  5. Het pensioenfonds voert de benodigde testwerkzaamheden reproduceerbaar uit en legt de resultaten vast.

4.1.8 Borgen van betrouwbare waardering bij tussentijds invaren
Het bestuur stelt vast of tussentijds invaren, oftewel gedurende het jaar, verantwoord is in verband met de beschikbaarheid van informatie (zoals bestaan en waardering) die nodig is om het totaal beschikbaar pensioenvermogen te bepalen.

Het pensioenfondsbestuur maakt voor tussentijds invaren een risicoanalyse ten aanzien van de vraag of:

  • alle betrokken partijen aantoonbare interne beheersing hebben, en
  • of zij een betrouwbare waardering van alle activa en passiva kunnen uitvoeren.

Afhankelijk van deze analyse wordt een beslissing gemaakt over al dan niet tussentijds invaren.

Verder gelden twee aandachtspunten bij tussentijds invaren. Ten eerste de waardering van niet-beursgenoteerde beleggingen per balansmoment. Het pensioenfondsbestuur maakt een analyse in hoeverre de schattingsonzekerheid in de waardering van niet-beursgenoteerde beleggingen acceptabel is en wat de impact hiervan is op de hoogte van de PPV in relatie tot een herverdeling van het vermogen tussen de deelnemers en de risicobereidheid van het pensioenfonds.

Tweede aandachtspunt bij tussentijds invaren is dat per balansmoment het pensioenfonds beschikt over ISAE3402-rapportages en NV COS3000-rapportages van serviceproviders (o.a. pensioenadministratie, vermogensbeheerders, custodians, etc.) voor de periode (van 1 januari tot balansmoment van invaren) die de FTK-verantwoording betreft. Bij het ontbreken van een ISAE3402-rapportage over deze periode maakt het pensioenfonds een analyse van de impact hiervan en treft aanvullende waarborgen en/of verricht aanvullende werkzaamheden.

4.2. Uitvoering

De werkzaamheden in de uitvoeringsfase betreffen het vaststellen van de FTK-basisgegevens en de FTK-eindbalans voorafgaand aan de transitie (stap 0, ‘vaststellen FTK-eindbalans') en het toepassen van de standaardmethode. Deze gegevens uit stap 0 vormen de input voor de berekeningen op transitiedatum (stappen 1-3 die leiden tot de ‘beginsituatie WTP’).

Elke stap bestaat uit de uitvoering door het pensioenfonds en de controle door de accountant en eventueel de certificerend actuaris.

Stap 0. Vaststellen FTK-eindbalans
De FTK-basisgegevens zijn de input voor de transitieberekeningen en omvatten zowel de individuele gegevens per deelnemer als de FTK-eindbalans van het fonds dat o.a. bepaalt hoeveel vermogen er is om te verdelen.

De basisgevens moeten allereerst worden vastgesteld. De inhoudelijke werkzaamheden die het fonds uitvoert ter bepaling van het aanwezig pensioenvermogen op invaarmoment, komen in grote mate overeen met de werkzaamheden die de externe accountant uitvoert bij een regulier jaarwerk (met uitzondering van de controle van toelichtingen, etc.).

Het uitvoeren van deze stap levert de volgende output op:

  1. Een jaarverslag met een bestuursverslag, de FTK-jaarrekening en overige gegevens. In het geval van tussentijds invaren zal de FTK-verantwoording bestaan uit FTK-balans en FTK-staat van baten en lasten.
  2. De verantwoording van de FTK-basisgegevens die ten grondslag liggen aan de berekening van de FTK-voorziening pensioenverplichtingen voor de FTK-jaarrekening.
  3. Een controleverklaring van de accountant bij de FTK-jaarrekening (NV COS 700). In het geval van tussentijds invaren wordt er geen afzonderlijke controleverklaring bij de FTK-eindbalans afgegeven, maar is dit onderdeel van stap 1.
  4. Een assurancerapport van de accountant bij de FTK-basisgegevens (NV COS 3000A). Hierbij wordt een redelijke mate van zekerheid verkregen.
  5. Een actuariële verklaring van de certificerend actuaris bij de FTK-jaarrekening.

Deze input kan worden gebruikt voor het toepassen van de omrekenmethode. De gekozen omrekenmethode (in beginsel de standaardmethode, tenzij het fonds voor de vba-methode kiest) wordt toegepast.

De standaardmethode bestaat uit drie stappen:

  1. Bepalen beschikbaar vermogen voor toepassen van de standaardregel
  2. Toepassen van de standaardregel
  3. Het onder voorwaarden eventueel afwijken van de uitkomsten van de standaardregel

Zie voor toepassing van de omrekenmethode ook de Factsheet Omrekenmethoden en aanwenden vermogen pensioenfonds bij invaren.

Deze bovenstaande 3 stappen worden hieronder verder toegelicht waarbij enkele good practices worden beschreven.

Stap 1. Beschikbaar vermogen bepalen voor toepassen van de standaardregel
In deze stap zondert het pensioenfonds op basis van het omrekenformularium enkele onderdelen (bijv. solidariteitsreserve, kostenvoorziening) van het pensioenvermogen af. Dit doet het fonds door een financiële verantwoording op te stellen die bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. Verdeling van het pensioenvermogen op invaarmoment (DD-MM-202X); en
  2. Toelichting op de besluitvorming van het pensioenfondsbestuur en een overzicht van de gehanteerde (actuariële) grondslagen voor financiële verslaggeving.

Vervolgens geeft het pensioenfondsbestuur een onafhankelijke accountant de opdracht om de opgave van het het beschikbare vermogen voor het toepassen van de standaardregel te controleren. Uit deze werkzaamheden volgt een NV COS 800 Assurance verklaring. De onafhankelijke accountant zal hierbij gebruikmaken van de werkzaamheden van de certificerend actuaris.

Stap 2. Toepassen van de standaardregel
In deze stap wordt het in stap 1 vastgestelde beschikbare vermogen verdeeld naar de individuele PPVs.

Het pensioenfonds berekent de PPVs op basis van de aanspraken van individuele deelnemers en het vastgestelde (actuarieel) omrekenformularium.

Vervolgens geeft het pensioenfondsbestuur de onafhankelijke accountant een opdracht tot controle van de toepassing van de standaardregel, oftewel of de berekende PPVs juist zijn. Deze opdracht heeft tot doel het ontvangen van een NV COS 3000A (met een redelijke mate van zekerheid) bij de gewaarmerkte Wtp-basisgegevens. De onafhankelijke accountant zal hierbij gebruikmaken van de werkzaamheden van de certificerend actuaris.

In het geval dat in het implementatieplan ook nog stap 3 is uitgewerkt, dan volgt het NV COS 3000A assurancerapport (met redelijke mate van zekerheid) pas na het uitvoeren van stap 3.

Stap 3. Het onder voorwaarden eventueel afwijken van de uitkomsten van de standaardregel
Het pensioenfonds kan onder voorwaarden afwijken van de uitkomsten van de standaardregel (zie stap 2). De invulling en duiding van de algemene en specifieke voorwaarden daarvoor is onderdeel van de factsheet omrekenmethoden en aanwenden vermogens pensioenfonds bij invaren. De invulling van de voorwaarden is onderdeel van het implementatieplan.

Niet elk pensioenfonds zal stap 3 doorlopen. Als stap 3 wordt doorlopen, dan omvat het NV COS 3000A assurancerapport (met redelijke mate van zekerheid) zowel stap 2 als stap 3.

DISCLAIMER

Good practices bevatten suggesties of aanbevelingen voor onder toezicht staande instellingen. Het zijn voorbeelden van mogelijke toepassingen die naar het oordeel van DNB goede invulling geven aan de verplichtingen uit wet- en regelgeving. Good practices zijn indicatief van aard en instellingen zijn vrij om een andere toepassing te kiezen, zo lang men anderszins voldoet aan de wet- en regelgeving. Voor een nadere toelichting op de status van de beleidsuitingen van DNB zie de Leeswijzer beleidsuitingen DNB op Open Boek Toezicht.

Voetnoten

1: Daarbij kan evt. vooraf zijn afgesproken dat in bepaalde (extreme) omstandigheden wordt teruggegaan naar de sociale partners.

2: Hiermee wordt bedoeld: het geheel van geautomatiseerde systemen waarmee de nieuwe pensioenregeling wordt uitgevoerd, bestaande uit de rekenkern voor de rechtenadministratie, gerelateerde toepassingen zoals incasso, excasso, ontsluiting van informatie aan deelnemers en koppelingen met het vermogensbeheer.

3: Omdat de volgende 3 stappen aansluiten bij de 3 stappen uit de standaardmethode wordt dit stap 0 genoemd.

4: Zie voor verdere guidance van DNB over toepassing van de standaardregel: Omrekenmethoden en aanwenden vermogen pensioenfonds bij invaren.

5: Of het changeproces als er geen sprake is van een nieuw systeem.

Ontdek gerelateerde artikelen